Scheidend voorzitter AJN onderbouwt nutteloosheid huidige JGZ.
In de laatste uitgave van het tijdschrift Arts en Auto van de VVAA (14 juli 2018) laat Mascha Kamphuis op onnavolgbare wijze zien waarom de JGZ al decennia een verwaarloosbare rol speelt in de gezondheidszorg voor jeugdigen.
Waar Sociale Geneeskunde zich dient te richten op met name populatiegerichte activiteiten spreekt zij alleen over individuele zorg en geeft voorbeelden van ‘reddingsacties’ op individueel niveau. Dat is een voor jeugdartsen kenmerkend excuus voor in wezen zinloze activiteiten als PGO’s (Periodiek/Preventief Geneeskundig Onderzoek) en dergelijke. De enige plek waar dat soort activiteiten nog effect zouden kunnen sorteren is in buurten waar toegang tot de reguliere zorg beperkt is en de basiskennis rond preventieve gezondheidszorg gering. Maar het door jeugdartsen focussen op dat soort groepen is helaas niet mogelijk vanwege met name de tijd die aan PGO’s voor alle kinderen moet worden besteed.
En natuurlijk wordt weer eens een lans gebroken voor het uitvoeren van aanvullende diagnostiek, verwijzen naar tweede lijn, (aanvullende) therapie en nu zelfs huisartsachtige en verloskundige functies!
De vraag dringt zich op: waarom dan niet een ‘echte’ (= curatief werkende) dokter geworden – huisarts, kinderarts (verloskundige…)? In dit interview komt naar voren dat het eigen vak door de beoefenaren niet als volwaardig wordt gezien. En ook dat het wezen van de Sociale Geneeskunde (dus populatiegerichte activiteiten) volledig aan deze beroepsgroep voorbij gaat. Geen wonder dat de JGZ zo’n slechte naam heeft (bijnaam Consultatiebureau is niet voor niets ‘Consternatiebureau’).
Tenzij je natuurlijk 2 weken cursus na je basisartsdiploma meer dan genoeg vindt en ook verzot bent op reguliere diensten van ‘nine-to-five’ tegen een aantrekkelijk loon.