DE HULPJES VAN REINEVELD (SAR)
In dit deel van het verhaal zullen de kenmerkende activiteiten van een groot deel van de medewerkers van SAR worden weergegeven.
Het zal duidelijk zijn dat de invloed van SAR omvangrijk is geweest en het leugenachtige en achterbakse gedrag van de medewerkers sterk heeft gestimuleerd.
Om een en ander leesbaar te houden geef ik eerst een korte samenvatting van de handelswijze van de hulpjes. Hierbij maak ik een onderscheid tussen diegenen die duidelijk handelden in opdracht van SAR en/of inschatten wat zijn wensen waren en in overeenstemming daarmee actief waren (5 personen). Daarnaast een groep (4 personen) die dit eveneens deed maar dan meer vanuit hun eigen positie. Zij waren vaak relatief hoger in rang dan de eerderen maar wel minstens zo kwaadaardig en geniepig.
Ter completering zal ik per persoon waar zinvol en nodig bijlagen toevoegen. Hierin wordt duidelijk aangegeven hoe zij in lijn met en met instemming van SAR handelden.
De bijlagen zijn zeker niet compleet – het zijn slechts de meest belangrijke; het totale aantal beschikbare bijlagen is te omvangrijk (ze beslaan immers vele jaren). Mocht hiervoor evenwel belangstelling zijn, dan ben ik uiteraard ten alle tijde bereid deze bijlagen toe te zenden, mits wordt aangegeven met welk doel men die wil gebruiken.
Directe Medewerkers Indirect betrokken medewerkers
Daniëlle Jansen Rob Hiemstra
Manna Alma Jitse van Dijk
Joyce Lamerichs Betty Meyboom
Geke Dijkstra Karin Kalverboer
Griet-Anne Banga
Obbe van der Wal
HET GEVAL DANIËLLE JANSEN
TIJDLIJN (en uitgebreide leugens dankzij SAR van) DANIËLLE
maart 2015:
overleg Imperial over deelname aan MOCHA als country agent buiten SAR om na mijn pensionering. Hierbij aangegeven dat ik het werk desnoods gratis zou uitvoeren (maar wel met reis- en verblijfskosten vergoeding)
10 september
telefoongesprek met Daniëlle over mogelijkheid dat Imperial mij geld zou betalen voor functie van country agent. Zij gaf aan dat zij dan met Imperial contact zou moeten opnemen om dat te bespreken – volgens haar was het onmogelijk geld te halen uit het budget omdat dat de voortgang van het project in gevaar zou brengen. Ik heb haar er toen op gewezen dat de afdeling meer dan genoeg geld had om de mogelijke vermindering van € 30.000 (ca. 5%, later slechts € 18.000) op het totale budget aan te vullen.
11 september
gesprek Daniëlle met Mitch Blair van Imperial
14 september
email Mitch na gesprek met Daniëlle
telefoongesprek daarover met Daniëlle
verzending email Mitch naar Daniëlle
afspraak Daniëlle met Els (16 september)
16 september
bilateraal overleg met SAR – hij zei dat Daniëlle zich bedreigd had gevoeld en vond dat ik daarop actie moest ondernemen. Bij mijn weigering zei hij dat het gesprek dan kort kon zijn en dat hij stappen zou ondernemen. Hierna stond ik op (in de overtuiging dat het gesprek beëindigd was) en verliet de kamer. Bij het de deur uitgaan zei SAR nog dat hij mijn gedrag richting Imperial onacceptabel vond.
Aan: Jansen, DEMC (med)
Onderwerp: RE: Gisteren en vervolg
Verzonden: vrijdag 18 september 2015 14:50:55 (UTC+01:00) Amsterdam, Berlijn, Bern, Rome, Stockholm, Wenen
is gelezen op vrijdag 18 september 2015 15:27:33 (UTC+01:00) Amsterdam, Berlijn, Bern, Rome, Stockholm, Wenen.
From: Auke Wiegersma [mailto:pawiegersma@gmail.com]
Sent: donderdag 17 september 2015 13:08
To: Jansen, DEMC (med)
Cc: E.L.M. Maeckelberghe
Subject: Afspraakje maken?
Els had dit al gemaild, dus ik wil je niet teleurstellen met een andere aanhef.
Zelf zou ik het niet slecht vinden als Els als mediator er bij zou zijn. Op zich denk ik niet dat het absoluut noodzakelijk is, maar het is vaak wel handig er iemand bij te hebben die – waar neiging tot afdwalen ontstaat – de zaak waar het om gaat in herinnering roept. En misschien ook ergens anders dan in het UMCG – Oberland lijkt nog steeds open te zijn of op de kamer van Els.
Hopelijk ten overvloede: ik hoop dat we (weer) tot goede samenwerking en afspraken kunnen komen.
Ik hoor het graag van je
groet
Auke
Van: “Jansen, DEMC (med)” <d.e.m.c.jansen@umcg.nl>
Datum: 21 sep. 2015 09:42
Onderwerp: RE: Afspraakje
Aan: “Auke Wiegersma” <pawiegersma@gmail.com>
Beste Auke, naar aanleiding van mijn overleg met jou (en Els) afgelopen week heb ik nog eens nagedacht. Bij nader inzien, mede door het verloop van deze twee gesprekken, zie ik af van een vervolggesprek. Als projectleider kan ik namelijk weinig aan de situatie veranderen; de mail van Mitch is een correcte weergave van wat ik met hem en Michael heb besproken. Als je het niet eens bent met hun mail dan zul je je tot hen moeten wenden. Voor de andere zaken (bijvoorbeeld betrokkenheid bij MOCHA) moet je je tot Menno wenden. Ik vind het heel jammer dat het zo is gelopen, maar ik kan hier niets aan veranderen.
Groet,
Danielle
DJ 2: BEDROG VAN DJ TIJDENS GESPREK MET MITCH BLAIR
From: Blair, Mitch E <m.blair@imperial.ac.uk>
Date: 2015-09-14 15:41 GMT+02:00
Subject: Groningen input to MOCHA
To: “Auke Wiegersma (pawiegersma@gmail.com)” <pawiegersma@gmail.com>
Cc: “Rigby, Michael J” <m.rigby@imperial.ac.uk>, “Hourmat, Bernardo” <b.hourmat@imperial.ac.uk>, “Rautiu, Radu” <r.rautiu@imperial.ac.uk>, “Alexander, Denise” <d.alexander@imperial.ac.uk>
Dear Auke
I am writing to follow up the issues with regard to MOCHA and the different strands of activity in Groningen, namely the WP 3 work, DIPEx, and the Country Agent role. We had had built up a picture of a fragmented approach in UMCG, with the different strands being run separately. Indeed, I had started making enquiries at Imperial following our last discussion to set up a separate contract with you as a result. We are obviously eager that the best possible scientific approaches should be in place with all partners, recognising at the same time the differences with each set of circumstances
However, from a useful discussion with Danielle on Friday, I have to say that we picked up a very different picture. Danielle indicated that there was an integrated team, including two dedicated researchers, addressing all aspects of the work including the interface with the other DIPEx partners, and the county agent work, and that she herself was very much in charge of the whole holistic team. This is very much the situation in place at the other partners with several roles, and of course is one we welcome. She felt that Manno had no direct role in the MOCHA work other than as overall head of school, and she did not feel there would be any inappropriate influence, disturbance or distortion of the planned objective scientific approach.
I have to say that Michael and I are rather perplexed at why you would appear to hold such a different view. We understood and believed that you were good colleagues both within and outside UMCG. Danielle gave us a much more positive and sound picture than we had gleaned hitherto . At the same time she indicated that the financial resources from MOCHA had been planned for use in an integrated way, and that removal of one component would be destabilising for the planned holistic approach. You can therefore understand that we are perplexed as to why your view differs in this why which potentially could be seen as undermining Danielle’s role as the local coordinator of the Groningen effort for MOCHA.
From MOCHA we are in a difficult position – we are not party to internal issues, nor do we want to cause or fuel conflicts. At the same time, our responsibility is clear – to ensure the best outcome for the project using balanced scientific methods. I have to say that from what we are hearing – albeit at a distance – it does seem that in your local issues you have compromised some of your equipoise, as your views are not just against Manno, but are potentially unhelpful to Danielle as overall MOCHA lead and to the UMCG team working on MOCHA including their plans for covering the country agent tasks. We do therefore feel that it would be in the best interests of MOCHA to avoid new and parallel contracts, and instead to run with one integrated MOCHA input from Groningen led by Danielle. Moreover, she will be at the London meeting, and will therefore pick up the Country Agent briefing, which unfortunately you have to miss.
I hope that you understand our position. I am happy as always to discuss by phone /Skype at some stage but only if you feel that it would be useful.
Best wishes,
Mitch
From: Auke Wiegersma <pawiegersma@gmail.com>
Date: 2015-09-14 21:02 GMT+02:00
Subject: Fwd: Groningen input to MOCHA
To: Mitch Blair <m.blair@imperial.ac.uk>
Cc: “Rigby, Michael J” <m.rigby@imperial.ac.uk>, “Alexander, Denise” <d.alexander@imperial.ac.uk>, Bernardo Hourmat <b.hourmat@imperial.ac.uk>
Dear Mitch,
I must say this email took me quite by surprise.
I do want to give a reaction, but at the moment I am not quite capable of doing so. It is clear that my name and reputation is being questioned and I must say that I am slightly surprised by the ease in which this seems possible.
I will come back to you with a more extensive reaction but at the same time I can see that Danielle has succesfully convinced you that I should be excluded from any involvement – something I did not see coming, I might add. Especially as I was the one that made her the leader of WP3 instead of myself (as you know – same with Manna).
regards
Auke
From: Blair, Mitch E <m.blair@imperial.ac.uk>
Date: 2015-09-16 10:18 GMT+02:00
Subject: RE: Groningen input to MOCHA
To: Auke Wiegersma <pawiegersma@gmail.com>
Cc: “Rigby, Michael J” <m.rigby@imperial.ac.uk>, “Alexander, Denise” <d.alexander@imperial.ac.uk>, “Hourmat, Bernardo” <b.hourmat@imperial.ac.uk>
Hi Auke
I understand and perhaps you need to have some further internal discussions and reflection as you suggest. I will wait until I hear from you.
Mitch
From: Auke Wiegersma <pawiegersma@gmail.com>
Date: 2015-09-22 12:56 GMT+02:00
Subject: Re: Groningen input to MOCHA
To: “Blair, Mitch E” <m.blair@imperial.ac.uk>
Cc: “Rigby, Michael J” <m.rigby@imperial.ac.uk>, “Alexander, Denise” <d.alexander@imperial.ac.uk>, “Hourmat, Bernardo” <b.hourmat@imperial.ac.uk>, “Rautiu, Radu” <r.rautiu@imperial.ac.uk>
Dear Mitch
This will be a relatively short reaction to your first email and your wonderfully empathic second one.
I never even hinted at fragmentation of the UMCG research group, and never voiced any doubt about the scientific prowess of either Daniëlle or Manna – would have been rather strange as I proposed them to you as replacement. I only talked and wrote to you about the serious issues I have with Menno and my doubts about his objectivity in the project, based on my extensive experience in this.
My goal – even before it became clear Menno had completely cut me off – was to stay involved in the project outside Menno’s sphere of influence. I focussed on ‘country agent’ as in your letter/email of June 16th 2014 you indicated that that was a function that was or could be separate from the actual research – a ‘third party’ as you called it. I even proposed to do this work without pay (just travel and subsistence) should that be a problem with Imperial.
However, after a phone call from someone you hardly know, and without having the common decency to check back with me, you came to the conclusion that I was the pawn to be sacrificed to ensure the cooperation of the UMCG and wrote (and CC’ed to all involved) an email that some would consider to be insulting but at the very least can be termed a defamation of character. I deeply resent that, the more since if you would have had the courage to discuss it with me I would have understood. That would still have left some room for me to contribute to the project based on my extensive knowledge of the preventive youth health care in The Netherlands.
You will understand that I will refrain from giving a presentation at the EUPHA conference. I will update the other people involved in MOCHA.
regards
Auke Wiegersma
From: Auke Wiegersma <pawiegersma@gmail.com>
Date: 2015-09-22 12:59 GMT+02:00
Subject: Presentation at MOCHA workshop in Milan
To: ————- (ca. 80)
Dear All,
Due to rather unsavoury circumstances I will not give a presentation at the EUPHA conference during our workshop.
Also, I will no longer have a role in MOCHA, which I find rather sad since I (still) like the project very much indeed.
I am always willing to personally give you more information about this should you need or want it.
I wish you all the wisdom, perseverance and, above all, fun in the next couple of years with this wonderful project. In principle the outcome could be of major importance in restructuring primary health care for children in Europe.
kind regards
Auke Wiegersma
From: Blair, Mitch E <m.blair@imperial.ac.uk>
Date: 2015-09-22 17:37 GMT+02:00
Subject: RE: Groningen input to MOCHA
To: Auke Wiegersma <pawiegersma@gmail.com>
Cc: “Rigby, Michael J” <m.rigby@imperial.ac.uk>, “Alexander, Denise” <d.alexander@imperial.ac.uk>, “Hourmat, Bernardo” <b.hourmat@imperial.ac.uk>, “Rautiu, Radu” <r.rautiu@imperial.ac.uk>
Auke
I am truly sorry myself as I had absolutely no intention whatsoever to “defame your character” or offend you in any way. As you know I have been more than happy to discuss the issues with you by phone even in the middle of student examinations!. However, I am now in a very difficult position as lead for this project in trying to balance all the many competing demands of the various partners and I have realised that I just cannot and will not take up every single issue to everyone’s satisfaction. I am bound to upset people and that is not a characteristic I am comfortable with and I am deeply sorry for that. Would we have been able to resolve this issue in any other way? Please tell me as I am not sure how! I would wish for you to continue working on MOCHA and helping the team but I am afraid that a more formal paid role is unlikely to occur within the existing arrangements at Groningen.
I greatly respect you and your work as you know and I hope we can find some resolution
Mitch
DJ 3: KLACHT SAR EN REPLIEK OKTOBER 2015
Hanzeplein i Postbus30001,9700 RB Groningen
Universitair Medisch Centrum Groningen
Sector F
Directie
Aan
Dr. P.A. Wiegersma Vechtlaan 17 9606 RJ KROPSWOLDE |
Telefoon (050) 363 2600
Bijlage(n) 1 Kenmerk S Fl 5.00207 |
Datum 29 september 2015 Onderwerp Uw functioneren
Geachte heer Wiegersma,
Recent heeft de leiding van de afdeling Gezondheidswetenschappen zich tot ondergetekende gewend met betrekking tot uw gedrag op een tweetal functieonderdelen, te weten: uw handelswijze met betrekking tot het project MOCHA en uw handelswijze met betrekking tot het project DIPEX/POG.
In eerst instantie bent u hierop aangesproken door uw afdelingshoofd, prof. Reijneveld. Naar wij begrepen hebben, heeft u geweigerd om hier het gesprek met uw afdelingshoofd over aan te gaan. In het verlengde hiervan bent op 16 september jl. vrijwel direct weggelopen uit een gesprek met het afdelingshoofd over deze kwestie.
Op ons verzoek heeft de afdelingsleiding haar visie met betrekking tot de incidenten op papier gezet. Dit vindt u als bijlage bij deze brief. De inhoud van wat door de afdelingsleiding op papier gezet is, is voor ons zodanig ernstig dat wij moeten overwegen of er, en zo ja welke, formele stappen aan de orde zijn. Wij willen dat echter niet doen zonder u in de gelegenheid te stellen uw kant van het verhaal te belichten.
Wij nodigen u hierbij uit om op vrijdag 2 oktober a.s. om 10.00 uur met ons in gesprek te gaan over wat in de bijlage bij deze brief is vastgelegd en vernemen dan ook graag uw visie over wat zich heeft voorgedaan.
Het gesprek zal van onze kant gevoerd worden door ondergetekende en de heer Van Boven, hoofd Bedrijfsbureau. Daarnaast zal mw. Luikinga, personeelsadviseur een (kort) verslag van ons gesprek maken. Het gesprek zal plaatsvinden op mijn kamer (De Brug, 7.715).
Met vrienelijke groet,
drs. RJ. Hiemstra Directeur Sector F
Beschrijving casuïstiek Auke Wiegersma (ID 30434)
In de afgelopen periode heeft de afdeling GZW te maken gekregen met voor haar ongewenst functioneel en persoonlijk gedrag van een van haar werknemers, dr. P.A. Wiegersma.
In hoofdlijnen vertoont dhr. Wiegersma dit ongewenste gedrag op twee functie-onderdelen, te weten:
Handelswijze inzake project MOCHA
Handelswijze inzake Project Dipex — Praten over gezondheid
Dit gedrag valt hoofdzakelijk binnen een periode waarin dhr. Wiegersma in verband met ziekte niet op de afdeling aanwezig was (sinds 01092015), en geacht werd niet aan het werk te zijn in afwachting van het verwoorden van re integratieplannen in overleg met zijn leidinggevende prof. Dr. Reijneveld. Het re integratieproces in deze periode verliep moeizaam. Dhr. Wiegersma wees contact met zijn leidinggevende grotendeels af, maar bezocht in dezelfde periode wel twee internationale congressen. Deze congressen heeft hij zonder overleg en voorafgaande toestemming van de afdelingsleiding bezocht, waarvan hij evenwel de kosten declareerde bij de afdeling. Een mailarchief (ongeveer 70 mails) van correspondentie met dhr. Wiegersma, de bedrijfsarts, personeelszaken etc. is zo nodig beschikbaar.
Formeel is dr. Wiegersma per 1 sep 2015 weer herteld gemeld, op basis van door hemzelf en prof. Dr. Reijneveld ondertekende afspraken, die zijn opgesteld in het bijzijn van de personeelsfunctionaris (zie bijlage).
Handelswijze inzake project MOCHA
Door ziekte en aanstaande pensionering heeft prof. Dr. Reijneveld afspraken gemaakt over een verminderde inzet van dhr. Wiegersma op het MOCHA-project. Het MOCHA-project is een groot door de EU gefinancierd Europees project gericht op preventie bij kinderen en jeugdigen, met een werkbegroting van bijna 7 miljoen euro. Het project wordt geleid door een penvoerder in Londen, het Imperial College. Het UMCG is een van de grootste niet-Engelse partners in het project en heeft uit de begroting van het project bijna 700 duizend euro toegewezen gekregen. De projectleider van het UMCG-deel van het MOCHA-project was en is dr. Jansen. Dr. Jansen geeft vanuit haar projectleidersrol leiding aan de drie deelprojecten van het MOCHA-project die het UMCG coordineert en deels zelf uitvoert.
Dr. Wiegersma heeft zonder de projectleiding van het UMCG te informeren contact gezocht met de in London gevestigde penvoerder van het MOCHA-project over de mogelijkheden voor het uitvoeren van één van de drie deelprojecten op persoonlijke titel. Hij heeft naar de penvoerder een beeld gegeven als dat het UMCG-gedeelte van het MOCHA — project niet zou functioneren en dat enige samenwerking tussen de drie deelprojecten zou ontbreken. Ook heeft Dr. Wiegersma verzuimd te melden dat het MOCHA-project in problemen zou komen als een deel van het toegewezen budget door de penvoerder zou worden teruggevorderd. Dit heeft ertoe geleid heeft dat deze penvoerder dr. Wiegersma een mondelinge toezegging heeft gedaan om een direct persoonlijk contract met hen aan te gaan. Dit had als doel het uitvoeren van een deel van het aan het UMCG toegewezen werk ten persoonlijke betaling. Dit was zonder voorafgaand overleg met en toestemming van de leiding GZW en UMCG. Het ging hier om de rol van ‘country agent’, een rol waarvoor in het aan het UMCG toegewezen deel ruim 35 duizend euro was begroot.
Dr. Jansen heeft als projectleider MOCHA UMCG toen bovenstaande haar ter ore kwam In nauw overleg met prof Reijneveld contact gezocht met de penvoerder in London. Zij heeft hen op vrijdag 11 september 2015 telefonisch verwoord wat de zienswijze op het functioneren van het MOCHAproject in Nederland is. Op basis van deze informatie heeft de penvoerder in Engeland dr. Wiegersma per mail op 14 september laten weten dat gelet op deze voor hen nieuwe informatie uit Nederland de basis voor het aanbieden van een apart persoonlijk contract wat hen betreft verviel. Zij gaven als reden aan dat dhr. Wiegersma een verkeerde voorstelling van zaken aan hen had gedaan. De betreffende mail is beschikbaar.
In reactie op deze mededeling heeft dr. Wiegersma eveneens op 14 september jl. telefonisch contact gezocht met dr. Jansen en haar op een dreigende en intimiderende wijze benaderd, zodanig dat zij aangaf bang te zijn voor verbaal en mogelijk fysiek geweld als zij dhr. Wiegersma zou treffen. Deze gevoelens en zienswijze heeft zij op maandagavond 14 september 2015 gedeeld met haar leidinggevende, dhr. Reijneveld, welke deze gedeeld heeft met de manager BV, Van der Wal. Deze zijn tot de conclusie gekomen dat dit gedrag van dhr. Wiegersma onacceptabel is en verder functioneren op de afdeling in ernstige mate in de weg staat. Zij hebben besloten de sectordirectie in te lichten over deze gebeurtenissen om een uitspraak te vragen hoe wij met dit zeer ongewenste gedrag dienen om te gaan. Prof. Reijneveld heeft verder op 16 september tijdens een al eerder gepland overleg deze zaak aangekaart bij dhr. Wiegersma. Deze weigerde het gesprek daarover aan te gaan en is vrijwel direct weg gelopen.
Handelswijze inzake Project Dipex — Praten over gezondheid
Het UMCG was tot en met februari 2015 licentiehouder voor Nederland van Dipex-international (zie bijlage) voor wat betreft gebruik van de Dipex-technologie, met de intentie deze licentie te verlengen. Dipex betreft een methode om ervaringen van patiënten met hun ziekte op video vast te leggen en via internet toegankelijk te maken voor andere personen. Het UMCG past deze technologie toe in het project praten over gezondheid. Binnen het UMCG gold dhr. Wiegersma als eerste aanspreekpunt voor zaken betreffende Praten over Gezondheid. Daarnaast fungeert een ‘Fonds POG’, gelieerd aan de Research BV en zonder eigen rechtspersoon maar met een zogeheten bestuur van dhr. Van der Wal en daarnaast twee externe maar aan het UMCG gelieerde personen (mw. Meyboom-de Jong, emeritus hoogleraar Huisartsgeneeskunde, en mw. Kalverboer, directeur ZIF).Het was de bedoeling om binnen dit fonds de activiteiten inzake POG verder te valoriseren.
Bekend was dat dhr. Wiegersma bezig was met het oprichten van een landelijke stichting ‘Praten over Gezondheid’, dat de licentie voor Nederland zou beheren . De afdelingsleiding was daarbij door dhr. Wiegersma meegedeeld dat het bestuur van het Fonds POG deze stichting zou gaan besturen. De rol van het UMCG zou dan wijzigen van licentiehouder naar ‘preferred partner’ of ophouden. Tijdens overleg hierover met dhr. Wiegersma en het bestuur Fonds POG op 17 juni 2015 bleek dat mw. Meyboom-de Jong en mw. Kalverboer de gedachte van hun toetreding tot het Stichtingsbestuur niet deelden en dat alleen dhr. Wiegersma in dit bestuur zou plaats nemen. Prof. Reijneveld heeft tijdens het overleg op 17 juni 2015 aangegeven moeite te hebben met het verschuiven van de licentie van het UMCG naar een nog op te richten landelijke stichting zonder garanties voor gebruik van de licentie door het UMCG. Tijdens een vervolggesprek met bestuur Fonds POG en dhr. Wiegersma op 8 september 2015 bleek dat dhr. Wiegersma als aanspreekpunt de UMCG-licentie van Dipex op het moment dat deze overeenkomst afliep niet had verlengd namens het UMCG maar als privépersoon. Hij deed dit zonder voorafgaand overleg met de afdelingsleiding (mondelinge mededeling van dhr. Wiegersma tijdens een overleg op 8 september jl. met dhr. Van der Wal en Reijneveld, en mw. Meyboom-de Jong).
Tijdens dit overleg op 8 september 2015 is afgesproken om het voornemen voor het oprichten van een landelijke stichting met het UMCG als mogelijk preferred partner vooraf te toetsen bij de afdeling juridische zaken van het UMCG. Hiertoe zou de afdeling GZW stukken ontvangen van leden van het fondsbestuur (zie concept verslag van dhr. Wiegersma van de bijeenkomst 8 september 2015) met daarbij een toelichting op de gevolgde werkwijze en uitleg waarom het fondsbestuur deze aanpak voorstond. Deze zouden voorgelegd worden aan prof. Reijneveld en deze om zijn mening gevraagd zou worden. Bij een eventuele overeenkomst op dit niveau zouden de stukken aan de jurist van het UMCG voorgelegd worden om na te gaan of deze constructie een voor het UMCG begaan baar pad zou zijn.
Nog voordat deze stukken voorgelegd waren aan prof. Reijneveld is gebleken uit een email van dhr. Wiegersma aan dr. Alma, een bij deze Dipex-technologie betrokken medewerker van de afdeling, dat de stichting op vrijdag 26 september 2015 opgericht zal gaan worden, zonder voorafgaand overleg laat staan toestemming van de leiding van het UMCG. Inmiddels heeft dhr. Wiegersma ook toegegeven dat de stichting ook daadwerkelijk is opgericht.
Wij stellen ons op het standpunt dat de handelswijze in strijd is met het belang van het UMCG, en hebben de sectordirectie F verzocht om passende actie te overwegen.
Gespreksverslag, gemaakte afspraken
Datum gesprek: 2 juli 2015 en 24 augustus 2015
Aanwezig bij gesprek: S.A. Reijneveld, P.A. Wiegersma, A.M.P. Luikinga (P&O)
Doel van het gesprek: afspraken maken over het hervatten van de werkzaamheden van Auke Wiegersma tot aan zijn AOW-gerechtigde leeftijd (18 juni 2016)
N.a.v. een door Auke opgesteld overzicht van activiteiten (bijgevoegd) zijn de volgende afspraken gemaakt:
Vrijstelling voor het geven van onderwijs. Wel zal Auke een achtergrond rol vervullen en als vraagbaak fungeren
Pnt 1 t/m 5 (onderzoek): deze werkzaamheden worden uitgevoerd en overgedragen vanaf 1 januari ’16
Pnt 6: over de vorming van de stichting POG komt separaat een afspraak.
Pnt 7: wordt nader besproken met Danielle Jansen
Pnt 8: Auke geeft aan geen betrokkenheid meer te willen hebben bij MOCHA
Pnt 9: Auke is hierover in overleg met Roy Stewart
Overige activiteiten: kunnen voortgezet worden; indien het kosten voor de afdeling met zich mee brengt vooraf overleg met afdelingshoofd. Na einde dienstverband zullen er op dit vaak geen verdere activiteiten zijn vanuit of namens de afdeling.
Eens per maand vindt er een bilateraal plaats tussen Menno en Auke tot einde werkzaamheden. Tijdens het bilateraal zal Menno een gespreksverslag maken wat door Auke voor akkoord getekend wordt
Indien de werkzaamheden dat toelaten kunnen deze vanuit huis worden uitgeoefend. Auke zal zijn kamer leegruimen en, indien nodig, gebruik gaan maken van een flexkamer. Dit zal worden afgestemd met Obbe van der Wal
Vanaf 1 januari 2016 zal Auke zijn vrije dagen opnemen tot zijn AOW-gerechtigde leeftijd
Na afronding van de afspraken over alle activiteiten en ondertekening wordt Auke per 1 september 2015 beter gemeld
OVERZICHT ACTIVITEITEN
ONDERWIJS:
- overdracht en advies G2010
- overdracht en advies G2020
- WEB-SAS
- beoordelen klinische lessen
- vervanging examinator bij afwezigheid
- Commissie Semi-Arts Stage (voorzitter Leo Veehof)
ONDERZOEK/POG:
- Fonds Praten Over Gezondheid – voorzitter Fonds (UMCG Research BV)
- onderhouden en verbeteren POG website
- voorbereiding en opstellen diverse subsidieaanvragen voor POG projecten:
- begeleiding huidige modules In voorbereiding en/of uitvoering (onderwijs, zeldzame ziekten, diabetes)
- werving nieuwe modules
- Stichting Praten Over Gezondheid
- project Pediatrics met EPS
- MOCHA
- workpackage (met Daniëlle)
- DIPEx deel (met Manna)
- country agent
- begeleiden promovendi
- onderzoek gerelateerd aan Oblique Cohort Design (samenwerking Epidemiologie)
OVERIGE ACTIVITEITEN:
- vice-president sectie CAPH EUPHA – workshops, track-meetings, preconferences
- beoordeling abstracts conferentie
- annual meeting/workshops
- voorzitter presentaties/sessies/workshops
- diverse councii/section meetings
- gerelateerde (advies)functies
- deputy chair DIPEx International
- presentaties diverse ouderavonden en voorlichtingsactiviteiten
- lid Dagelijks Bestuur V&W
- intervisiegroep Sociale Geneeskunde
- lid Commissie van Advies Wetenschapswinkei Geneeskunde en Volksgezondheid UMCG
- lid jury ‘Beste Klinische Les’ Medische Alumnivereniging Antonius Deusing
REPLIEK KLACHT PROF. S.A.REIJNEVELD
ALGEMEEN
De ziekmelding was 15-09-2014 en niet 01-09-2015.
Daarnaast ben ik per januari 2015 gestart met een re-integratie traject dat door hierna besproken omstandigheden en redenen duurde tot 8 maart, waarna ik mij weer heb ziekgemeld.
In de brief staat dat ik geweigerd heb met Prof.S.A. Reijneveld (hierna: SAR) een gesprek aan te gaan over de twee onderdelen van de klacht alsook dat ik op 16 september uit een gesprek ben weggelopen. In beide gevallen is dit onjuist, zoals hierna uitgebreid wordt toegelicht.
ZIEKTEPERIODE
In september en december 2014 zijn er gesprekken geweest in aanwezigheid van Mevr. Bouman (maatschappelijk werk) waarin de reden van mijn burn-out werd besproken.
Afwijzen van contacten met de leidinggevende was niet aan de orde. Wat wel gebeurde is dat ik na iedere week (totaal 4x) direct na mijn ziekmelding te zijn opgebeld door SAR met de vraag hoe het was, hem duidelijk heb gemaakt dat zijn wekelijks telefoontje (waarbij als ik er niet was hij mij mailde dat ik een afspraak moest maken met het secretariaat om contact op te nemen) mijn herstel niet bepaald bevorderde. Vanaf eind november heb ik daarna op deze manier geen contact meer met hem gehad.
Daarnaast is tijdens het hele traject nooit een re-integratieplan voorgesteld of opgesteld en is de probleemanalyse nooit door SAR ingevuld. Verder heb ik in de periode na het gesprek met Obbe van der Wal bij mij thuis (23 april) tevergeefs herhaaldelijk geprobeerd een afspraak te maken over werkhervatting. SAR vond dat er eerst over Fonds PratenOverGezondheid moest worden gesproken – dat gesprek vond 17 juni plaats nadat ik al 1 mei aan het secretariaat gevraagd had hiervoor een afspraak te genereren.
REDEN ZIEKMELDING MAART 2015 NA RE-INTEGRATIEPERIODE
Sinds december 2013 heb ik geprobeerd een regiocoördinator (Mevr. de Meer) een uitgebreidere aanstelling te laten geven om te helpen een extramuraal co-schap (samen met HAG en OG) op te zetten en daarnaast om haar voor te bereiden op overname van taken na mijn pensioen.
Dit werd niet gehonoreerd, hoewel het aanvankelijk om slechts 0,1 FTE ging die makkelijk kon worden gefinancierd uit de inkomsten voor de coschappen. Dit geld wordt evenwel voor bijna de helft (ca. 20.000 euro) gebruikt om aanvullingen voor honoraria van medewerkers mogelijk te maken en tekorten elders aan te vullen.Vlak na mijn ziekmelding zou op 12 september 2014 een jaargesprek plaatsvinden van SAR met Mevr. de Meer waarbij ook zou worden gesproken over mijn vervanging. Volgens SAR was dit laatste niet mogelijk omdat ik wegens ziekte niet bij het jaargesprek aanwezig kon zijn.
Tijdens mijn re-integratie periode werd duidelijk dat SAR er op aanstuurde dat ik – ondanks mijn uitgebreide, tijdens drie gesprekken (in aanwezigheid van Mevr. Bouma van maatschappelijk werk) herhaalde en door hem aanvankelijk (h)erkende bezwaren – toch weer de functie van algemeen coördinator van de coschappen op mij zou moeten nemen. Tijdens het bilateraal overleg op 11 februari werd dit besproken en SAR beloofde dat hij dit ter sprake zou brengen en kijken wat de mogelijkheden zouden kunnen zijn. Hierbij werd uitgegaan van vervanging door Mevr.de Meer. Afspraak was dat ik daarover zou horen voordat het overleg met de regiocoördinatoren op 13 februari zou plaatsvinden opdat ik hen daarover zou kunnen inlichten. Op 6 maart – na een emailuitwisseling daarvoor – vertelde SAR mij dat ik inderdaad weer de coschappen zou moeten coördineren. Ik heb toen gezegd dat dat tegen de afspraken was en dat ik dat niet van plan was te doen. Hij zei toen ‘dan hebben wij een arbeidsconflict’, waarmee het gesprek beëindigd werd. Door deze handelswijze was mijn stresslevel weer geheel terug tot op het beginpunt in september, reden waarom ik mij de maandag daarop weer ziek heb gemeld en ook A&G hierover heb ingelicht.
In november was ik bij het EUPHA congres, waar SAR en ik elkaar ook zijn tegengekomen en hebben elkaar daar gesproken. We hebben het daar onder meer gehad over hoe ik het congres ervoer en in welke mate dat voor mij belastend was. Ik heb toen gezegd dat het mij behoorlijk tegenviel en duidelijk nog niet toe was aan volledige werkhervatting.
Ik voelde mij verplicht dit congres te bezoeken omdat er diverse taken door mij moesten worden verricht vanuit mijn positie als vice-president – Daniëlle Jansen (hierna: DJ) was een paar jaar daarvoor door mij president gemaakt – van de door mij in 2001 opgerichte Section Child and Adolescent Public Health.
Los daarvan blijkt uit deze activiteit dat ik (naar toen bleek wat te vroeg) druk bezig was met mij voor te bereiden op taakhervatting. Dat moge ook blijken uit het feit dat ik uit mijn PB zelf een coach heb aangezocht en betaald om mij te helpen bij het herstellen van mijn burn-out.
Ik neem aan dat de verwijzing naar het andere congres het bezoek aan Freiburg betreft. Dit was in juni 2015, een periode waarin ik al geruime tijd tevergeefs had geprobeerd een afspraak met SAR te maken om mijn hernieuwde tewerkstelling te bespreken (Bijlage B3)
Beide reizen zijn officieel aangevraagd en door SAR goedgekeurd/ondertekend – als dat niet op deze wijze gebeurt kan ook geen vergoeding voor reiskosten worden verkregen. Daarnaast zij opgemerkt dat het hier – evenals overigens bij alle andere conferenties in mijn tijd bij het UMCG – om geld ging dat komt uit het geoormerkt ‘inverdiengeld’ van mijn MOA-project onder Doeke Post. Ik heb in tegenstelling tot vele andere medewerkers van de afdeling nooit gebruik hoeven maken van de ‘algemene pot’.
Daarnaast ben ik zeker vanaf maart 2015 (maar ook al daarvoor) de nodige activiteiten blijven uitvoeren waaronder beoordeling Klinische Lessen, lopende zaken Fonds PratenOverGezondheid en overleg over MOCHA met Manna Alma (hierna: MA) en DJ (die daarvoor ook een aantal keren bij mij thuis is geweest). Het was immers niet het werk zelf maar de toxische werkomgeving die mij verhinderde deze werkzaamheden op de afdeling te verrichten. Ook tijdens de gesprekken met SAR in aanwezigheid van Mevr.Bouman van maatschappelijk werk werd met name door Mevr.Bouman benadrukt dat gezien de ernstige burn-out klachten het in de tijd tot mijn pensioen van belang was dat ik vooral werk zou doen ‘dat mij energie gaf’. Dat ben ik dus blijven doen, mede om een latere werkhervatting te faciliteren.
Er worden in de brief 70 e-mails genoemd, waarvan ik kennelijk slechts een beperkt aantal heb ontvangen en dus niet van op de hoogte ben.
Ik heb mijn dossier bij A&G opgevraagd.
MOCHA PROJECT
Tijdens het gesprek over de aanvang van mijn werk dat na veel onnodig uitstel van de kant van SAR eindelijk op 2 juli 2015 werd geregeld, is gesproken over mijn inzet voor MOCHA. Tijdens dit gesprek – dat bijgewoond werd door Mevr.Luikinga) – heeft SAR bij herhaling toegegeven dat dit project enkel en alleen door mijn (EUPHA)contacten en inspanningen voor de afdeling zijn verkregen.
Van belang hierbij is dat ik op 2 juli voor voldongen feiten werd gesteld, terwijl ik zelf vanaf het begin had aangegeven betrokken te willen blijven bij het project, ook na mijn pensionering. Aldus was dit ook besproken met DJ en MA. Dat is dus anders dan de indruk die door SAR wordt gegenereerd. Hier wordt de indruk gewekt dat dit project door de afdeling is verkregen – niets is minder waar. Verder wordt de indruk gewekt dat DJ vanaf het begin projectleider was. Dit is een aantoonbaar onjuiste voorstelling van zaken, hetgeen ook uit de bijgevoegde e-mails blijkt. Het enige dat (alleen) met DJ en MA door mij is besproken is mijn bereidheid om ingeschaald te worden voor een minimaal aantal FTE’s (0,05 FTE) om zoveel mogelijk geld over te houden voor het project in zijn totaliteit.
Hieronder zeer in het kort de geschiedenis rond MOCHA.
De Horizon2020 subsidieaanvraag voor MOCHA is in eerste instantie in samenwerking met mij opgesteld. Ik had via de EUPHA uitgebreide contacten met de coördinatoren Mitch Blair en Michael Rigby en ook in voorgaande projecten met hen gewerkt. Dat was de reden dat zij mij expliciet benaderden, zowel voor de workpackages als zeker voor country agent.
Aanvankelijk zou ik diverse taken hebben in MOCHA: leader Workpackage C, leader DIPEx onderdeel MOCHA en Country Agent. Hiervoor was ik dus op persoonlijke titel door Mitch Blair en Michael Rigby – de coördinatoren van het project – benaderd.
In overleg met hen heb ik met het oog op mijn naderende pensionering gevraagd of zij als leader resp. DJ en MA zouden willen aanstellen met mij als ‘co-leader’. De functie van Country Agent zou bij mij blijven liggen.
Op basis hiervan en omdat SAR zonder mijn medeweten had besloten een tweetal promovendi aan te stellen werd de bijdrage voor mijn activiteiten zeer sterk gereduceerd. Geconfronteerd met deze situatie heb ik mij in overleg met DJ en MA geschikt in een sterk gereduceerde bijdrage voor mijn activiteiten omdat anders een goed uitvoeren van het project als zodanig erg moeilijk zou worden.
Tijdens het gesprek op 2 juli in het bijzijn van Mevr.Luikinga werd mij door SAR meegedeeld dat ik, in tegenstelling tot hetgeen met DJ en MA was afgesproken, na mijn pensionering geen geld kon verwachten voor te verrichten arbeid – aanvankelijk zei SAR zelfs dat er in het geheel geen rol meer voor mij was weggelegd in dit project. Het geld zou op zijn en ook voor – mocht ik toch werkzaamheden willen blijven verrichten – reis- en verblijfskosten zou geen financiële vergoeding mogelijk zijn. Ik heb toen aangegeven dat ik daarover wilde nadenken. Wij spraken af een volgend overleg te houden op 24 augustus waarin ik zou aangeven of ik vanuit het UMCG verder wilde werken aan MOCHA (Bijlage: overzicht door mij voorgestelde taken en uiteindelijke afspraken). Het ging dan vooral om de begeleiding van de promovendi.
Al in maart had ik – op basis van het feit dat de aanstelling als Country Agent op persoonlijke titel was (Bijlage E) en gezien mijn recente ervaringen met SAR – met Mitch en Michael overlegd wat alternatieven waren om wel aan MOCHA te werken maar niet onder leiding van SAR. Dit was dus vier maanden voordat ik wist dat ik door SAR uit het project was geschreven en dus in de tijd dat er nog voor mij apart een budget als country agent was gereserveerd voor de duur van het project (zie bijlagen C1 en C2 dd. juni 2015 – eerdere begrotingen lieten een groter budget voor mijn activiteiten zien). Van een ‘in problemen komen van het MOCHA-project’ was dus totaal geen sprake.
Uit de bijgevoegde e-mails blijkt ook dat de beschuldiging dat ik zou hebben gezegd ‘dat het UMCG-gedeelte van het MOCHA- project niet zou functioneren en dat enige samenwerking tussen de drie deelprojecten zou ontbreken’ volkomen uit de lucht gegrepen is en nooit door mij op ook maar enige wijze aan de orde is gesteld. Ik ben dan ook zeer benieuwd waarop en op wiens informatie deze beschuldiging is gebaseerd.
Er is geen mondelinge toezegging gedaan – dit was ook niet mogelijk omdat men bij Imperial nog bezig was de mogelijkheden te onderzoeken. Los hiervan vraag ik mij af wie kan hebben gezegd dat deze mondelinge toezegging er is geweest – uit de e-mails is dit op geen enkele manier op te maken, integendeel: men was nog druk bezig de mogelijkheden te onderzoeken.
Daarnaast wordt de indruk gewekt alsof ik hier puur uit was op eigen gewin. Daar kan men moeilijk van spreken als het gaat om een bedrag van maximaal 30.000 euro over drie jaar voor werk dat door Imperial wordt ingeschat op tenminste 0,4 FTE (Bijlage E). Los daarvan heb ik – zoals elders ook aangegeven en in de e-mails te zien – altijd tegen Imperial gezegd dat ik ook zonder honorarium het werk zou willen verrichten.
De functie Country Agent is geen onderdeel van de genoemde workpackages en als zodanig uitstekend daarvan los te koppelen (Bijlage E). We waren daar druk mee bezig (Bijlage F) en er lag een ‘honorary contract as visiting senior researcher’ bij Imperial College in Londen in het verschiet. Ik heb daarbij uitdrukkelijk aangegeven dit desnoods zonder vergoeding te willen doen (maar wel vergoeding van reis- en verblijfskosten mocht dit aan de orde zijn).
Na 2 juli heb ik hen gemaild dat ik graag een en ander geregeld zou zien per 1 januari 2016.
Overigens was er in die tijd dus geen sprake van een ‘projectleiding’, noch bij SAR, noch bij DJ; dit is later ingevuld na het verwijderen van mijn rol na mijn pensionering.
Op 24 augustus heb ik gezegd geen rol meer te willen spelen bij MOCHA (Bijlage D), maar met DJ en MA werd afgesproken dat ik na 1 januari altijd kon worden benaderd mochten er vragen zijn.
Begin september vertelde ik DJ hetgeen men bij Imperial aan het uitzoeken was. Toen zij daaruit begreep dat dit mogelijk zou kunnen inhouden dat een bedrag zou worden ingehouden op de verkregen ‘lump-sum’ zei ze dat ze dat wel met Mitch zou gaan bespreken en dat dit het project in zijn totaliteit in gevaar zou kunnen brengen. Mijn antwoord was dat mij dat gezien (1) het relatief geringe bedrag en (2) de overmaat aan middelen binnen onze afdeling sterk leek.
Het telefoongesprek werd op 11 september door DJ gehouden en daarbij werd kennelijk een dusdanig nefast beeld van mij geschetst dat Mitch mij op 14 september een uiterst negatief gestelde e-mail stuurde. Deze e-mail was aan mij persoonlijk gericht en heb ik na het telefoongesprek met DJ aan haar doorgestuurd, enkel en alleen om haar duidelijk te maken wat mijn redenen voor gekwetstheid/gevoelens waren. Nu blijkt dat deze persoonlijk gerichte e-mail dus door DJ aan SAR is doorgestuurd.
Die avond had ik een telefonisch gesprek met DJ en daarin heb ik zeker mijn gevoelens laten blijken – mogelijk voorstelbaar als iemand een laatste mogelijkheid om zijn loopbaan eindelijk in positieve zin af te sluiten op volstrekt onheuse wijze wordt ontnomen. Van intimidatie of dreiging was zeker geen sprake en omdat de telefoon op de speaker stond kan dit door mijn vrouw beaamd worden. Ook de opmerking dat er sprake zou kunnen zijn van verbale en zelfs fysieke agressie bij een ontmoeting onzerzijds is volstrekt in tegenspraak met niet alleen de lange samenwerking in prima onderlinge verstandhouding tot die tijd maar, veel belangrijker, met mijn fatsoensnormen en integriteit.
Woensdag 16 september had ik – zoals ook in de klacht aangegeven – een regulier bilateraal overleg met SAR. Hij vroeg mij na binnenkomst of ik met DJ had gesproken. Ik beaamde dat waarop hij zei dat DJ dit gesprek als bedreigend had ervaren en dat ik daar iets aan moest doen. Mijn antwoord was dat de beschuldiging volkomen uit de lucht gegrepen was en dat ik er niet over peinsde daar iets mee te doen. SAR zei toen dat het dan een zeer kort gesprek zou zijn en dat hij stappen zou ondernemen. Aannemende dat het gesprek hiermee ten einde was heb ik toen zijn kamer verlaten. Bij het weggaan meldde hij ook nog dat mijn handelen richting Londen volkomen onacceptabel was, zonder daarbij te zeggen dat het gesprek wat hem betreft nog moest worden voortgezet. Van een voortijdig weglopen zoals gesuggereerd was dus geen sprake – in wezen heeft SAR mij na zijn mededeling weggestuurd.
Mijn vrouw had in voorgaande jaren uitgebreid samengewerkt met DJ en was zeer verbaasd over de gang van zaken. Zij heeft daartoe – overigens zonder aansporing mijnerzijds – eveneens op 14 september ’s avonds per e-mail contact opgenomen met DJ waarop deze antwoordde dat een gesprek bij een kop koffie een goed idee was (dit is overigens vreemd in relatie met wat in de klacht wordt genoemd, namelijk dat zij de avond van de 14e contact had gezocht met SAR). Mijn vrouw heeft vervolgens op woensdagmiddag (na mijn gesprek met SAR – overigens hiervan losstaand) een gesprek met DJ gevoerd. Dit gesprek – dat meer dan een uur duurde – resulteerde er in dat (1) DJ een en ander zou rechtzetten bij SAR (2) dat DJ en ik op korte termijn een gesprek zouden hebben, (3) dat DJ samen met mij een e-mail zou sturen naar Mitch. Dit alles nadat DJ met nadruk had aangegeven dat zij mijn inspanningen en samenwerking bijzonder apprecieerde en mij als persoon hoog achtte. Afgesproken werd dat mijn vrouw dit aan mij zou mededelen. Deze uitkomsten van het gesprek werden nog eens middels een e-mail van mijn vrouw bekrachtigd.
Ik heb na het horen van hetgeen tijdens het genoemde gesprek aan de orde was geweest DJ een e-mail gestuurd met de vraag of wij op korte termijn een afspraak zouden kunnen maken om een en ander te kunnen bespreken.
Toen mijn vrouw op vrijdag nog niets van DJ hadden gehoord (normaal antwoordde DJ altijd direct op haar e-mails) heeft mijn vrouw gevraagd of DJ haar e-mail wel had ontvangen. Ze heeft een leesbevestiging toegevoegd en gezien dat de mail is gelezen maar heeft tot op heden geen reactie mogen ontvangen. Maandag 21 september kreeg ik een e-mail van DJ waarin zij aangaf niets meer te kunnen doen – het was duidelijk dat zij de afspraken niet zou nakomen; mijn vrouw heeft ook geen antwoord op haar e-mails gehad.
De dinsdag daarop heb ik een e-mailwisseling gehad met Mitch waarin ik onder meer aangaf sterk onaangenaam getroffen te zijn door de toonzetting en impliciete beschuldigingen. Mitch heeft mij toen een ‘excuus-e-mail’ gestuurd met de opmerking dat hij heel graag met mij zou verder werken maar dat een betaalde functie niet meer mogelijk zou zijn. Mijn antwoord daarop was onder meer dat ik al eerder had aangegeven voor mijn werk voor MOCHA geen geld te hoeven ontvangen en ik heb een aantal alternatieven genoemd. (Bijlage G).
Overigens blijkt zonneklaar uit de eerdere e-mails (Bijlage F) dat ik nooit het functioneren van MOCHA in twijfel heb getrokken en ook aan Mitch heb ik aangegeven dat dat wel zeer vreemd zou zijn omdat zowel DJ als MA door mij als vervanger naar voren waren geschoven. Daarnaast heb ik regelmatig met tegelijk MA en DJ overleg gehad over de voortgang bij MOCHA – niet bepaald een handelswijze die twijfel aan samenwerking inhoudt. Mijn enige twijfel betrof het functioneren van SAR.
Wat betreft de financiële ‘moeilijkheden’ zij vermeld dat het ging om een bedrag over drie jaar van ca. 30.000 op een totaal van bijna 700.000 euro – Bijlage C1 en C2.
Daarenboven zij vermeld dat een dreiging met ‘stappen’ (vergelijkbaar met de dreiging met een arbeidsconflict in maart 2015 – zie daar) alsook de karaktermoord die werd gepleegd door DJ en SAR eerder bedreigend mag worden genoemd dan een telefoongesprek waarin mijn gevoelens op relatief wel zeer beheerste wijze tot uiting zijn gebracht. Zie voor dit alles Bijlage G: tijdlijn rond gesprekken met DJ en de betreffende e-mails.nmiddels is ook duidelijk wat naast het indienen van deze klacht met ‘stappen’ werd bedoeld: op 16 september werden de afspraken ‘stafvergadering’ door het secretariaat uit mijn agenda geschrapt en ongeveer tegelijkertijd werd aan de stafleden te kennen gegeven dat zij geen contact meer met mij dienden te hebben. Dit alles zonder dat SAR mij daarover berichtte. Daarnaast zie ik in een e-mail van 6 oktober dat de kasten uit mijn kamer ter beschikking worden gesteld. Ook zonder overleg, waarbij ik mij afvraag of de gevoelige documenten die ik op mijn kamer had liggen inderdaad op de juiste manier zijn verwerkt – de afgelopen 5 weken was er kennelijk niet de juiste container beschikbaar ondanks herhaaldelijk aandringen mijnerzijds.
STICHTING PRATENOVERGEZONDHEID NEDERLAND
Ten eerste is SAR tijdens de twee gesprekken die het Bestuur van het Fonds PratenOverGezondheid met SAR had over het voornemen een Stichting op te richten er herhaaldelijk op gewezen dat de oorspronkelijke DIPEx-licentie was uitgegeven door DIPEx Charity en niet DIPEx International zoals in de klacht weer wordt aangegeven. Daarnaast zij opgemerkt dat de licentie in wezen voor mij was bedoeld (hetgeen uit het gebruik van mijn naam blijkt), maar omdat DIPEx Charity geen licentie kon verlenen aan personen, moest dat via de afdeling worden gedaan. Vandaar ook dat de licentie is ondertekend door SAR.
DIPEx International (DI) is in 2014 opgericht (zelf ben ik vice-chair daarvan) – een consortium van 13 landen die dezelfde methodiek hanteren waardoor vergelijkende internationale studies mogelijk zijn.
DI had, om de kwaliteit van het onderzoek en de onderzoekers te garanderen licentierechten geformuleerd die bij lidmaatschap van DI – mits aan specifieke eisen was voldaan – konden worden verkregen. In de vergadering van de Board of Directors van DI tijdens de Freiburg conferentie in juni 2015 werd het uiteindelijke het bedrag vastgesteld dat door leden van DI hiervoor zou moeten worden betaald. Ik heb toen aangegeven dat ik de licentie vooreerst uit eigen middelen zou betalen en dat de licentie zou moeten worden verzonden naar “Stichting PratenOverGezondheid Nederland i.o., Dr.P.A.Wiegersma, voorzitter” (Bijlage H). Er is dus geen sprake van het verwerven van de licentie als privépersoon – dat is binnen de statuten van DI ook niet mogelijk – en dat heb ik tijdens het overleg op 8 september ook uitdrukkelijk aangegeven. Ik heb de invoice in principe slechts als voorschot betaald mochten de financiële middelen van de Stichting op enig moment toereikend zijn. Het gaat hier dus niet om een verlengen van een bestaande licentie maar om het verkrijgen van een nieuwe licentie. Aan het eind van dit deel van de klacht wordt wederom gesuggereerd dat het een verlenging van een bestaande licentie is.
De redenen voor het oprichten van de Stichting zijn tijdens de twee overleggen uitgebreid met SAR besproken en hij kon zich daar alles bij voorstellen (landelijke uitstraling, ANBI status, kwaliteitscontrole) en was het bovendien daarmee eens – dit kunnen de andere bestuursleden van het Fonds Mevr.Meijboom en Mevr.Kalverboer – uitgezonderd waarschijnlijk Obbe van der Wal – beamen.
Nooit is door mij – zoals ook uit het verslag van de eerste bijeenkomst op 17 juani blijkt – aangegeven dat de Stichting zou worden bestuurd door bestuursleden van het Fonds. In wezen wordt hiermee dus ook de geloofwaardigheid van Mevr.Meijboom en Mevr.Kalverboer in twijfel getrokken Daarenboven heb ik nooit direct met SAR gesproken over het oprichten van de Stichting – dit is door Obbe van der Wal gedaan. Ik ben uiteraard niet op de hoogte, noch kan verantwoordelijk worden gesteld voor hetgeen hij aan SAR heeft meegedeeld.
Eerste bijeenkomst Fondsbestuur en SAR: Duidelijk blijkt daaruit dat nimmer is aangegeven dat het bestuur van de Stichting zou worden gevormd door het Fondsbestuur – dit misverstand bij SAR staat aldus ook in het verslag vermeld. Dit misverstand was des te meer bevreemdend omdat Obbe van der Wal – als lid van het Fondsbestuur – hem zou hebben voorbereid op het gesprek. Toen SAR aangaf bezorgd te zijn over het verkrijgen van kwalitatief onderzoek vanwege het feit dat de Stichting geen directe band meer zou hebben met de afdeling GZW hebben zowel Meijboom als Kalverboer aangegeven bestuurslid te willen worden als daardoor deze ongerustheid zou kunnen worden weggenomen.
Het is mij ook niet duidelijk dat enerzijds wordt gesteld dat de licentie tot verbazing en ongenoegen van SAR bij de Stichting in beheer zou zijn en anderzijds dat het bekend was dat de Stichting de licentie zou beheren.
Nimmer is besproken dat de rol van het UMCG zou ophouden. Er is zelfs met nadruk gewezen op het voordeel van het in stand houden van het Fonds als onderzoeksorgaan waarvoor apart een samenwerkingsovereenkomst (SWO) als Preferred Partner zou worden opgesteld. Afspraak tijdens het tweede overleg op 8 september was dat de SWO samen met een door mij op te stellen ‘oplegbrief’ door Obbe naar de juridische afdeling zou worden geleid om te laten beoordelen. Dat waren de afspraken die zijn gemaakt en niet die welke worden gesuggereerd door SAR – dit zijn slechts achteraf bedenkingen die volkomen ten onrechte als besproken zijnde worden weergegeven (zie ook antwoord e-mail Meijboom).
Van een ‘toegeven’ dat de Stichting opgericht zal worden is dan ook geen sprake – dit was tijdens het overleg duidelijk aangegeven met zelfs een datum (vóór 1 oktober) zoals ook in het verslag zichtbaar. Het oprichten stond ook niet ter discussie, maar veeleer de relatie tot het Fonds PratenOverGezondheid en de inhoud van het preferred partnership.
In de fondsstatuten staat vermeld dat de redenen voor het ‘verbieden’ van het oprichten van Stichtingen door medewerkers van het UMCG in het feit dat er dan vaak sprake was van 3e en 4e geldstromen en een financiële koppeling waardoor in geval van calamiteiten het UMCG aansprakelijk kon worden gesteld. Bij deze Stichting is dat op geen enkele manier aan de orde. Zie hiervoor de akte van oprichting van de Stichting Om deze reden is ook niet gesproken over een al dan niet toestemming verlenen door SAR – het Bestuur heeft in de gesprekken duidelijk proberen te maken dat dit wat ons betreft onnodig was. Het oprichten van de Stichting stond dan ook volkomen los van de afspraken rond preferred partnership.
De beschuldiging dat dit in strijd is met het belang van het UMCG is volstrekt onjuist en tijdens de gesprekken met SAR is dit uitgebreid aan de orde geweest, waarbij werd aangegeven dat, naast het voordeel van een landelijke uitstraling, kwaliteitsbeheer, etc., het opzetten van een Preferred Partnership met het UMCG (bij voorkeur het Fonds) veeleer een verrijking zou zijn van de mogelijkheden.
Op 9 oktober jl. kreeg ik via DIPEx International de e-mail die SAR stuurde om te proberen alsnog de licentie te verkrijgen. Opvallend is daarbij dat hij mij niet met name noemt , laat staan in CC heeft gezet, en ten onrechte de indruk wekt dat de medewerker een verlenging van de licentie door ziekte heeft vergeten (Bijlage I – laatste email). Bovendien wordt hier gesproken over de DIPEx Charity licentie (die afliep per december 2014: informatie van DI) en wordt bovendien de inhoud van de licentie onjuist weergegeven. Daarnaast staat de opmerking “I am not sure whether this licence has been extended on behalf of the UMCG” voorzichtig gesteld op gespannen voet met de waarheid (zie verslagen overleg).
GESPREK MET DHR.HIEMSTRA, MEVR.LUIKINGA, E. VAN BOVEN (12 oktober 2015)
Op 12 oktober hadden de inmiddels door mij ingeschakelde advocaat Mevr. Mr. van de Wiel en ik een ‘wederhoor’ gesprek met bovenvermelde personen. Doel was mijn visie op de onderdelen van de klacht te bespreken. Aan het eind van het gesprek werd ons gevraagd wat wij wilden dat er zou gebeuren. Wij hebben toen aangegeven dat er in ieder geval een officiële en openbare intrekking van de klacht zou moeten plaatsvinden, dat het door SAR ingestelde contactverbod voor stafleden en andere relevante werknemers bij de afdeling zou worden opgeheven en dat de juridische kosten zouden worden vergoed. Daarnaast zou voor de tijd dat ik nog in dienst van het UMCG was iemand anders de mogelijk nog vereiste handtekeningen (bijv. voor declaraties e.d.) zou plaatsen. Verder zou nagegaan worden of er toch nog een gesprek mogelijk zou zijn met DJ om de arbeidsverhoudingen enigszins te normaliseren.
Op 14-18 oktober was er in Milaan een EUPHA conferentie waaraan ik vanuit mijn functie als vice-president van de door mij in 2001 opgerichte Section Child and Adolescent Public Health deelnam. Ik had voor deze conferentie twee workshops georganiseerd en was chair van een sessie. Tijdens deze conferentie werd ik volledig door DJ (die ik in 2013 president van de section had gemaakt) genegeerd en was ik niet meer vindbaar in presentaties en besprekingen die door haar werden gegeven of bijgewoond. Daarnaast waren kennelijk al eerder – voordat er überhaupt sprake was van de huidige klacht – afspraken gemaakt met andere EUPHA-sections over samenwerking en ook had zij mij op geen enkele manier betrokken bij het samenstellen van de agenda voor de Annual Meeting (een bijeenkomst die door sections voor de – inmiddels voor onze section meer dan 1400 – leden wordt georganiseerd om nieuwe plannen te bespreken). Kennelijk is zij al langer bezig geweest mij uit de EUPHA te zetten. Dit is in overeenstemming met het feit dat SAR mij diverse keren heeft gevraagd of ik na mijn pensionering niet beter uit de EUPHA zou kunnen gaan. Ook hier lijkt hier dus sprake van een kennelijk al langer bestaand plan.
Na drie weken (3 november) kreeg mijn advocaat een aan mij gericht brief waarin werd gesteld dat ik ten onrechte de website www.pratenovergezondheid.nl ‘buiten het gezagsbereik van het UMCG’ heb gebracht. Opvallend hierbij is dat er niet eerst wordt nagegaan of de kennelijk van SAR verkregen informatie ook op juistheid bericht, terwijl tijdens het gesprek op 12 oktober toch duidelijk was aangetoond dat hetgeen SAR verkondigde op zijn minst aan twijfel onderhevig zou moeten zijn. Ware contact opgenomen geweest dan had men geweten dat de website nimmer ‘onder gezagsbereik’ was maar dat deze in eigendom was van Dhr. J.Wolters, CEO van Lode. Deze was zo vriendelijk eigendom van de website gratis over te dragen aan de opgericht Stichting.
Daarnaast is dit geen zaak voor mij als persoon, maar van de Stichting – ik maak slechts deel uit van het bestuur van deze Stichting. Voor een korte samenvatting van de andere redenen waarom een terugbrengen bij het UMCG niet aan de orde is, noch kan komen, zie bijlage K.
In de brief wordt ook gemeld dat ‘een voorstel om daarmee de tussen partijen gerezen problemen op een minnelijke wijze op te lossen.’ Dit is een vreemde opmerking gezien het feit dat tijdens het overleg en ook in het verslag (zie hieronder) wordt vermeld dat er sprake is van een ‘duurzaam verstoorbare verhouding is tussen Auke en Reijneveld’. Dit staat haaks op een ‘oplossen op minnelijke wijze’ en dat is ook niet de door ons op tafel gelegde eis. Verder zou worden gekeken op welke wijze vanuit het UMCG een overeenkomst met de Stichting zou kunnen worden getroffen met het doel te komen tot een preferred partnership. Ook dit is anders dan in het verslag wordt aangegeven.
Bij de brief was tevens een verslag van het gesprek van 12 oktober gevoegd. Dit verslag is evenwel uitermate onzorgvuldig en onvolledig en staat daarnaast vol met misinterpretaties en onjuistheden. Alle zaken die niet juist en/of onvolledig zijn, zijn in het verslag met highlights weergegeven. Het voert te ver hier uitgebreid op in te gaan, temeer daar een en ander ook in bovenstaande voor het grootste deel uitvoerig is aangegeven.
TOT SLOT
Al met al zijn de activiteiten van SAR aanzienlijk kwalijker dan die waarvan hij mij aantoonbaar volstrekt ten onrechte beschuldigt: ondermijnen van vertrouwen waarin ik jaren heb geïnvesteerd bij personen – binnen het UMCG, nationaal en internationaal – waarmee ik (en uiteraard de mensen die bij POG betrokken zijn) sinds de start van de POG-activiteiten heb gewerkt. Los daarvan worden – en dat is minstens van even groot belang – met dit alles de bestuursleden van de nieuwe Stichting (Mevr.Meijboom en Mevr.Kalverboer ernstig in diskrediet gebracht en wordt de samenwerking met Fonds PratenOverGezondheid vanuit de Stichting als preferred partner op dit moment onmogelijk gemaakt.
Hoewel een poging is gedaan de diverse onderdelen van de klacht volledig te behandelen zal duidelijk zijn dat bovenstaande zoveel mogelijk slechts de hoofdzaken weergeeft. Aanvullende informatie is uiteraard beschikbaar.
Behoudens deze informatie is er door Mevr.Mr. van de Wiel ook veel informatie en bijbehorende uitleg beschikbaar, mede als reactie op de pogingen van Rob Hiemstra om SAR nog ter wille te zijn en te helpen zich Pratenovergezondheid eigen te maken. Dat had aanvankelijk geen effect maar door inspanningen van Betty Meyboom is het hem toch nog gelukt de Stichting POG over te nemen. Zie ook onder ‘Het geval Betty Meyboom’
DJ 4: ANDERE ACTIES DJ – EUPHA CONFERENCE 2015
Dear All,
This e-mail to update you about the situation with Daniëlle Jansen I talked to you about during the EUPHA conference.
There is no reaction from Daniëlle as far as the proposed meeting to discuss her complaint (lodged by Menno = Sijmen Reijneveld, the head of our department) is concerned. Seeing her deportment during the conference, I had not really expected her to. Below a short overview of her conduct during the conference.
– I was completely kept out of planning the programme, workshops or annual meeting. This is rather strange and even suspect as these activities had to be planned quite a long time before the complaint I told you about was filed. It suggests even more strongly that Daniëlle is aiming to remove me from vice-presidency for some time, probably supported in this by Menno – he tried repeatedly to convince me that after retirement I should step down (reminding me of the fact that no recompense was possible after that).
– no greeting and completely ignoring of not only myself but also Els Maeckelberghe (my wife), which I personally think is extremely rude;
– during the annual meeting I was not mentioned as vice-president at all – not on the slides and not in her presentation of plans now and in the future. Also she introduced (who I think is) the new vice-president of Section PH Economics Diana Sonntag as someone she planned to create a working group with – Diana gave a presentation about this. Again without discussing this with me. Dineke was present at the meeting, so she can corroborate this.
– at the ISC meeting Daniëlle said ‘I went to all the workshops I organised‘. However, she also went to the workshop I organised (with the section Injury Prevention: Traffic Injuries) and the one I had initiated and partly organised with the Imperial group (Michael Rigby and Mitch Blair) about MOCHA.
Her workshop on Saturday was cancelled.
Daniëlle left the conference Saturday morning and did not contact me about the evaluation session the afternoon, nor did she tell Floris that I could or would (perhaps) represent section CAPH.
In short, the possibility of us working together in EUPHA is non-existent. If needed I can give you more details about what has occurred these last weeks at my UMCG department, but suffice it to say that in my opinion the behaviour of Daniëlle is not compatible with what we strive for within the EUPHA: trustworthiness, integrity and common decency. This apart from the overall sense of friendship that – in my view – is characteristic of all people involved in EUPHA.
It is therefore that I propose Daniëlle to be removed as president of CAPH. Unless of course you have other suggestions, I will then for the time being take over as (interim) president.
Preferably, Daniëlle should be asked to take the honourable way out and voluntarily step down. Otherwise, the members will have to be asked, but that would mean I would have to inform them about the reasons behind this. I do not think this is good for our section or even the EUPHA as an organisation.
Another option would be to ask the members of the section council if they agree. I have looked at the section rules, but as far as I can determine there is no provision for these kind of problems – perhaps there should be.
As soon as a replacement is found I will step down as president and (possibly) resume my role as vice-president again.
Looking forward to your reaction and with my heartfelt apologies for troubling you with these problems,
warm regards
Auke Wiegersma
HET GEVAL MANNA ALMA (MA)
Manna werd door mij in 2011 aangesteld als uitvoerder van de POG-website over Dementie.
Hieronder in het kort mijn belangrijkste ervaringen met MA. Belangrijk is aan te geven dat ik haar ten tijde van de ontvangst van de € 700.000 voor MOCHA had aangesteld als begeleider van een POG-onderdeel over kinderen met erfelijke ziekten (€ 100.000). Maar ook zij was het helemaal eens met het feit dat er met mij geen contact meer kon worden gelegd. Ook op andere onderdelen bleek zij bij nader inzien behoorlijk gretig gebruik te maken van de (financiële) mogelijkheden die POG vanaf de start bood. Hierna een overzicht daarvan.
VOORGESCHIEDENIS MA
bij sollicitatie niet gezegd dat ze zwanger was waardoor er ca. 5 maanden vertraging optrad en er ook veel extra geld nodig was
onder meer voor afronden van haar promotie door derden)
promotie nog niet klaar – met enige moeite (en financiële middelen) gezorgd dat dat geregeld kon worden
discussie over salaris omdat zij (onterecht) vond dat ze vanaf het begin recht had op postdoc-salaris (terwijl ze nog niet zo ver was)
tweede zwangerschap gepland omdat ze wist dat ze dan volledig recht had op diverse uitkeringen – ook dit pas genoemd toen het zover was
zeker 6 maanden vertraging in project ook vanwege bijkomende hypertensie – ten koste van veel geld van project
na afloop project op basis van eigen inverdiengeld gezorgd dat ze kon blijven. Veel werk daarvoor verricht omdat Menno vond dat het inverdiengeld van hem was – ik moest de aanvraag voor Manna uitgebreid onderbouwen en toelichten (ook al omdat er van haar nog steeds zelfs geen aanzet was voor een POG-artikel)
MA aangetrokken voor Zeldzame Ziekten project (Erfocentrum) en MBO onderwijs module opdat ze een uitgebreidere aanstelling kon krijgen
na afloop van het door mij mogelijk gemaakte MBO-project (€ 80.000) niet uitgenodigd voor afsluiting in Amsterdam (zie ook tekst over Joyce Lamerichs)
Manna leider gemaakt van door mij ingebrachte MOCHA project, met name het deel waarin samen met mijn contacten in andere landen informatie zou worden verzameld over ervaringen van kinderen met preventieve zorg (in Nederland en aldaar) – mislukt
hoewel Menno had verboden met mij contact te hebben en Manna zich daar bijzonder goed aan heeft gehouden, toch een email naar Menno, en Obbe van der Wal in CC naar Rob en Erik dat zij niet wist dat zij geen toegang meer had tot de website, en dat zij daarover niet door mij was ingelicht
haar gesprek met Betty en Karin: volledig uit de duim gezogen toevoegingen (geld op de plank e.d.) en verder compleet in de stijl van Menno – het was dan ook zijn voorstel aan Betty en Karin om met haar te gaan praten
MA geeft aan dat er nog steeds een contactverbod ligt en dat een en ander rond de Stichting snel zal worden geregeld
MA heeft (zoals eerder aangegeven dankzij mijn inspanningen) zeldzame ziekten als project en daarnaast MOCHA. Verloskundige zorg werd niets en Q-koorts via mijn contacten met Wetenschapswinkel. Daarnaast Els twee, mogelijk drie promovendi bij Kindergeneeskunde.
Daarnaast haar ook eerder uitgebreid in contact gebracht met de internist-endocrinoloog van Isala voor bespreken van een POG-module over Diabetes II. MA heeft geen woord gezegd tijdens dit overleg en op basis van haar instelling en gebrek aan kennis is dat dan ook niets geworden.
DE AANTOONBARE LEUGENS EN VERZINSELS VAN MA
Bijeenkomst: Praten over Gezondheid Nederland
Aanwezig: Manna Alma, Karin Kalverboer, Betty Meyboom
Datum: 11/12/2015
Aanleiding:
Betty Meyboom geeft aan dat zij samen met Karin Kalverboer, als bestuurders van de Stichting Praten Over Gezondheid Nederland Manna Alma hebben uitgenodigd om van haar te horen hoe ze de ontstane situatie ervaart en wat ze van de Stichting nodig heeft om goed te kunnen functioneren. In een telefonisch overleg tussen Betty en Menno is door Menno de suggestie gedaan met Manna dit overleg te voeren
Stichting:
Doel van de Stichting is Praten Over Gezondheid Nederland opimaal te faciliteren. Reden voor oprichting van Stichting POGN was om kansen voor verwerven van gelden t.b.v. praten over gezondheid te vergroten. Zorg te dragen voor onafhankelijkheid en via de website breed publiek bekendheid geven aan uitkomsten van onderzoeken die in kader van POG zijn uitgevoerd.
Geld voor licenties en bijhouden van website moet verworven worden door hiervoor in begroting van de separate POG-deelprojecten een budget in te ruimen, waarop Stichtingsbestuur een beroep kan doen. Wie onderhoudt de website? Bijhouden van website gebeurde door Nienke Verheij; zij zou dit kunnen voortzetten i.o.v. Stichtingsbestuur.
Manna geeft aan dat ze verrast was door de voortvarendheid waarmee stichting was opgericht. Ze was er vooraf niet in gekend door Auke. Ze nam er toevallig kennis van in een schrijven; terwijl ze samen met Joyce nog bezig was na te denken over de wenselijkheid van oprichting van een Stichting en hoe de rol van UMCG als preferred partner zou moeten worden ingevuld. Ze geeft aan dat Stichting voor acquisitie en vinden van andere financieringsbronnen (zoals crowdfunding) buiten de wegen die van oudsher gevolgd worden, waarschijnlijk wel extra waarde toevoegt.
Ook noemt ze dat Menno niet tegen oprichting van stichting was, maar daarin wel het belang van het UMCG als preferred partner goed geregeld wilde zien. Dat was vooraf niet geregeld en is nog steeds niet geregeld.
Ze verneemt rond POG nu veel ruis in de communicatie; en heeft daar last van als partner die onderzoek uitvoert. Ook verneemt ze dat er door Auke met externen negatief wordt gecommuniceerd over zijn miscommunicatie met Menno i.r.t. POG en dat schaadt zowel intern als bij externen die hiervan niet op de hoogte zijn, het vertrouwen in POG. De belangstelling voor POG groeit. Er zijn verschillende initiatieven gaande/in verkenning, zoals ervaringen rond verloskundige zorg; zeldzame ziekten; kinderen in palliatieve fase; Q-koorts… Die moeten niet a.g.v. interne communicatieproblemen weerhouden worden van aangaan van samenwerkingsverband met POG. Bij externen verneemt ze dat die niet op de hoogte zijn van de sterke verwevenheid met en de inbedding van wetenschappelijk onderzoek. Wat POG juist een krachtig initiatief maakt.
Op de website POGN is opeens de UMCG-link verdwenen.
De opmerking dat UMCG destijds niet met Haar logo op de website geplaatst wilde worden, nuanceert ze. Het was geen verbod; maar UMCG heeft destijds aangegeven er niet noodzakelijk op te hoeven staan.
Door Menno is een spreekverbod opgelegd aan de medewerkers van zijn afdeling richting Auke, nadat Auke boos was uitgevallen tegen Danielle. Dat is een onwenselijke situatie. Voor informatie over POG staat Manna nog wel op de website genoemd, maar zijn haar contactgegevens opeens verwijderd. Auke staat er nu met zijn privéadres op. Wenselijk is dat Manna hierop staat met contactgegevens. Het spreekverbod van medewerkers met Auke moet worden opgeheven.
Er is geen enkele misvatting over de grote rol die Auke rond POG heeft vervuld. Hij is de founding father van POG; zonder hem en zijn initiële inspanningen was dit project niet van de grond gekomen. Hiervoor verdient hij de credits. Maar de miscommunicatie mag de groei van POG niet in de weg staan. Inmiddels zijn veel mensen opgeleid in de dipex-onderzoeksmethodiek en promoveren er veel mensen op onderzoeken rond POG.
Mocha:
Dit project is een groter project (3,5 jaar) bestaande uit 3 onderdelen: één module ((1e lijnszorg voor kinderen) maakt deel uit van POG ; een deelproject waar Danielle aan werkt richt zich op school health en tenslotte de werkzaamheden voor country agentschap
Auke zou bericht hebben aan Imperial College UK (Consortium leiders MOCHA) dat er geld op de plank zou blijven liggen wat niet ingezet werd voor het Country Agentschap, waarvoor Auke wilde worden aangesteld door Imperial College. Manna weerspreekt dat dit geld op de plank zou blijven liggen en dat dit geld bedoeld was om twee promovendi aan te stellen. Auke was hiervan op de hoogte. Dat is door Danielle met UK gecommuniceerd. In een gesprek dat Danielle met Auke hierover gehad heeft was Auke heel boos; Danielle heeft zich toen bedreigd gevoeld door de wijze waarop dit gesprek is gevoerd. Auke heeft de aanstelling niet gekregen.
Conclusie:
Doel van de Stichting is om zo optimaal mogelijk het belang van POG te dienen en meer mogelijk te maken dan voorheen het geval was. Dat betreft met name de fondswerving en als onafhankelijke entiteit brede publieke bekendheid geven aan de opbrengsten via beheer van de website. Rol UMCG moet goed worden weergegeven op de website. Dat geldt ook voor opname van contactgegevens van Manna. Over contacten die gelegd worden met eventueel nieuwe leads moet openlijk worden gecommuniceerd tussen bestuur en uitvoerende organisatie, waar Manna en Joyce verantwoordelijk voor zijn. Rol en relatie tussen stichting en medewerkers UMCG moet duidelijk worden vastgelegd.
Vraag die aan MA gesteld wordt, is om vanuit haar kennis en ervaring aan te geven wat zij nodig heeft van de Stichting. Dit zal via een overeenkomst rond preferred partnerschap UMCG in samenwerking met de Stichting inclusief Auke verder worden vormgegeven.
Karin maakt verslag en legt dit via Betty aan MA voor, waarna het over POG-bestuur wordt verspreid.
Transparantie is van groot belang. Betty en Karin zullen vervolggesprek met Auke hebben en daarover Erik verwittigen. Doel is problemen rond Stichting op te lossen; preferred partnerschap z.s.m. invullen en naar buiten communiceren over relatie stichting en UMCG teneinde de gerezen ruis z.s.m. op te klaren; vertrouwen te verkrijgen en een goede onderlinge relatie op te bouwen. Z.s.m. wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek met Auke, Karin en Betty.
Kort commentaar n.a.v. verslag
Het voert te ver om in detail in te gaan op de leugens en verzinsels van MA. Voorbeelden hiervan zijn dat ze was “verrast door de oprichting van de Stichting” (uitgebreid aan haar verteld en ruim tevoren gemaild) en vooral de opmerking dat ze wilde spreken over de wenselijkheid van de oprichting daarvan (alsof ze daarover in haar positie iets te zeggen had). Ook blijkt uit haar verhaal over het gesprek dat ik met DJ had, dat zij hierover duidelijke instructies heeft gekregen van SAR (zie ook “Tijdlijn” DJ).
De verdere eclatante nonsens van haar verhaal is hierboven in italics aangegeven.
HET GEVAL JOYCE LAMERICHS
Toen ik na uitgebreid overleg en besprekingen met Oxford in 8 jaar een samenwerking had gecreëerd met als doel ook in Nederland een website à la Healthtalkonline (HTO) op te richten bleek dat JL in de VU Amsterdam ook een poging hiertoe had gedaan. Omdat ik de samenwerking al had geïnitieerd en HTO per land niet meer dan één representant wilde lukt haar dat niet.
Ik kreeg daarover bericht van HTO. Omdat het mij een goed idee leek toch ook met de VU tot samenwerking te komen heb ik contact met haar gezocht, hetgeen leidde tot een gezamenlijke benadering van POG.
Ik heb haar dan ook regelmatig meegenomen naar in POG geïnteresseerden om te spreken over een mogelijke verdere uitbouw van POG (en over het verkrijgen van de noodzakelijke gelden). Daarnaast is ze ook vaak mee geweest naar DIPEx bijeenkomsten (o.a. in Oxford en Freiburg) en heb ik haar uitgebreid aan de betreffende medewerkers voorgesteld.
Toen de problemen met SAR duidelijk werden vertelde MA dit aan JL, natuurlijk inclusief het verbod van SAR om contact met mij te hebben. JL deed daar graag volledig in mee.
Inmiddels was ze eindelijk, na vaak herhaalde verzoeken, begonnen het door mij met een subsidie mogelijk gemaakt MBO-project vorm te geven. Toen dat gereed was en gepresenteerd moest worden aan het MBO kreeg ik natuurlijk, geheel in lijn met haar instelling, daar geen uitnodiging voor. Zelfs Karin Kalverboer (zie later) vond dat toch wel erg ver gaan….
HET GEVAL GEKE DIJKSTRA (GD)
In het begin van de start van POG had ik regelmatig contact met GD over de vele werkzaamheden die hiervoor moesten worden verricht. GD had daar aanvankelijk ook een taak in, omdat zij toen ook deel uitmaakte van de groep die zich bezig hield met het ontwerp en de ontwikkeling van POG.
Omdat GD aangaf dat zij – vanwege de nodige andere activiteiten rond ‘Toegepast Gezondheidsonderzoek’ waar zij hoofd van was – toch wel hiervoor financieel moest worden ondersteund, hebben ik met haar bepaald welk bedrag hiervoor zou moeten worden gegenereerd. Dit bedrag werd vervolgens regelmatig aan haar overgemaakt.
Het probleem met GD begon toen duidelijk werd dat zij mijn de in vertrouwen aan haar vertelde twijfels over het werk van Griet-Anne Banga aan haar bleek te hebben doorgegeven. Mijn twijfels betroffen niet haar interview-stijl (verre van dat!) maar haar wijze van presenteren van gegevens aan derden en haar gebrek aan schrijfvaardigheid (zie daar).
Wij hebben hier een gesprek over gehad, waarin ik duidelijk maakte dat ik betrouwbaarheid een groot goed vond en dat ik op basis van de ontvangen e-mail van Griet-Anne moest concluderen dat mijn vertrouwen in GD onterecht was.
Wij hebben op basis daarvan de samenwerking verbroken.
GD is daarna op geleide van SAR een grotere rol gaan spelen in POG, waarbij de bedoeling was dat zij daar een bestuurdersfunctie zou krijgen. Ik heb de andere bestuursleden toen ingelicht over mijn ervaringen met GD.
Ik had inmiddels de eerdergenoemde en beschreven problemen met SAR, hetgeen voor GD een goede reden was haar potentiële rol bij POG te versterken. Dit resulteerde uiteindelijk in een (zij het korte) bestuursfunctie bij Stichting POG, nadat ik mijn ontslag als directeur van Stichting POG had ingediend.
Voor meer informatie over Griet-Anne Bange, zie daar.
HET GEVAL GRIET-ANNE BANGA (GB)
Zoals in het stuk over Geke Dijkstra aangegeven had ik twijfels over onderdelen van het functioneren van GB, met name over haar wijze presenteren van informatie aan derden en vooral haar schrijfstijl.
In de tijd daaraan voorafgaand had ik erg mijn best gedaan GB te laten besluiten een promotieonderzoek te starten over POG – boeken en andere informatie daarover gegeven, uitgebreid met haar daarover gesproken en mogelijkheden en bijscholingen besproken. Uiteindelijk gaf ze na enige tijd aan een promotieonderzoek niet meer te willen overwegen.
Inmiddels moest zij verplicht – vanwege de tijdsduur dat zij was aangesteld bij POG – een drietal maanden elders te werk worden gesteld. Met veel moeite heb ik samen met Karin Kalverboer (zie daar) voor haar een positie geregeld bij ZorgInnovatieForum Groningen (ZIF).
Tot mijn stomme verbazing kreeg ik van haar onderstaande e-mail. Ten overvloede: ze heeft nooit met mij hierover gesproken, noch klachten geuit bij mij of andere POG-leden, hetgeen haar klachten over management en communicatie wel heel erg vreemd maken. Men zou zich kunnen afvragen waar deze oprispingen door zijn veroorzaakt.
Daarnaast schrijft ze over ‘vrijwillige werkzaamheden’ – dat kan natuurlijk niet slaan op het geld dat zij van ZIF ontving voor het expliciet en met veel inspanning door mij voor haar geregelde diabetes-project.
Waarschijnlijk was zij teleurgesteld in het feit dat haar geen grotere en/of belangrijker functie was toegedacht dan waar zij bij ZIF mee bezig was.
Beets (lid werkgroep POG) sprak dan ook terecht over haar als ‘het prinsesje’.
Beste Auke en Geke,
De afgelopen weken heb ik veel nagedacht over mijn (vrijwillige) werkzaamheden voor POG Research BV en op grond daarvan heb ik besloten dat ik daar per direct mee stop. Mijn besluit hiertoe heb ik genomen naar aanleiding van een opeenstapeling van gebeurtenissen die het voor mij onmogelijk maken dit werk nog langer uit te voeren. Twee structurele zaken dragen hieraan voor mij het meest bij.
Ten eerste is dat de wijze waarop de managementtaken tot uitvoer worden gebracht door jou, Auke. Steeds weer merkte ik dat afspraken niet werden nagekomen, of anders werden uitgevoerd dan afgesproken. Verantwoordelijkheden liepen voor mijn gevoel door elkaar wat leidde tot onduidelijkheden, tijdverspilling en misverstanden. Ik verlies daardoor mijn enthousiasme en ik word er onzeker van omdat ik dan niet weet waar ik aan toe ben in de wederzijdse verwachtingen. Ten tweede kan ik me niet vinden in de wijze waarop jij, Auke, intern én extern communiceert. Communicatie die ik vaak hard, respectloos en verwarrend vind.
Ik heb met hart en ziel voor POG gewerkt en vind het heel erg jammer hiermee te moeten stoppen, maar mijn functioneren wordt te veel belemmerd en ik wil niet langer onder deze omstandigheden werken. Mijn werkzaamheden voor het ZIF rond ik vanzelfsprekend wel verder af.
Mocht er nog sprake zijn van onduidelijkheden c.q. vragen van jullie zijde, dan ben ik uiteraard bereid om dat nog nader mondeling toe te lichten.
HET GEVAL OBBE VAN DER WAL (OW)
Toen de toenmalige beheerder van Gezondheidswetenschappen door SAR tot algemene verbazing (en ook ontzetting) werd gedwongen een andere baan te kiezen, werd OW aangetrokken om deze baan op zich te nemen.
Aanvankelijk hadden OW en ik een plezierig contact, hetgeen uiteindelijk zelfs resulteerde in een – na drie jaar ploeteren vanwege veel problemen met de juridische afdeling – oprichten van een Fonds POG in 2013.
Tot dan toe ging alles prima. Maar toen de problemen met SAR steeds groter werden, werd het een stuk minder aangenaam.
Zo zei OW regelmatig dat het toch het beste zou zijn als ik met SAR mijn voornemen tot het oprichten van de Stichting zou bespreken. Na enige tijd had hij mij daarvan overtuigd en werd dit besproken, samen met Karin Kalverboer en Betty Meyboom. Uiteindelijk heeft dat er in geresulteerd dat ik – tot genoegen van Karin en Betty – stopte met mijn directeurschap van POG. (zie Bijlage 5 – SAR).
In de tussentijd had OW er alles aangedaan om mijn functie bij POG onderuit te halen, daarbij goed geholpen door Karin en Betty (zie ook hierna). Zo was hij mede samensteller van de valse aanklacht van SAR, hielp hij bij het vormgeven van verdere beschuldigingen en was hij samen met Rob Hiemstra ook samensteller van de brief aan de juridische afdeling van het UMCG met als doel SAR eigenaar te maken van website POG (zie Bijlage 9 – SAR).
Geen van deze achterbakse trucjes waren succesvol (zie ook Bijlage 8 – SAR), maar wel een reden voor eerdergenoemde bestuursleden mij het werk voor POG onmogelijk te maken, zodat ik uiteindelijk toch besloot mijn functie bij POG te beëindigen. Daarmee werd bovendien ook ruimte vrijgemaakt voor een bestuursfunctie van Geke Dijkstra.
Om een idee te geven over wat OW volgens hem kenmerkt (zie LinkedIn…):
Ik ben een enthousiaste, doelgerichte en ervaren HRM- en managementprofessional. Ik krijg energie van het behalen van resultaten en het zijn van een sparring partner en aanspreekpunt voor alle niveaus in mijn organisatie. Ik werk vanuit een integrale, bedrijfskundige visie. Ik vind het belangrijk om samen met mijn collega’s op energieke wijze te werken aan het realiseren van onze organisatiedoelstellingen. Ik ben hierbij gericht op kwaliteit, duurzaamheid en verbinding.
Ik wil werken aan en in een organisatie die zich positief ontwikkelt en waar medewerkers hun eigen verantwoordelijkheid nemen.
Dit is duidelijk een volstrekt onterechte omschrijving van een mentaliteit die hij nooit heeft kunnen of zelfs willen waarmaken. Daarnaast had de abjecte manier waarop hij zijn baan bij Gezondheidswetenschappen wist te krijgen ten koste van zijn voorganger (uiteraard met uitgebreide hulp van SAR) ook een teken aan de wand moeten zijn. Wat ook opviel, (en ook verontrustend vanuit mijn kennis over persoonlijkheidsstoornissen) is dat hij – in de stijl van SAR – ook steeds vaker over zichzelf begon te praten in de derde persoon.
Nogal enge typjes daar bij SAR, maar natuurlijk wel voorspelbaar….
HET GEVAL ROB HIEMSTRA (RH)
Uit de brieven die RH stuurde naar de door mij inmiddels aangetrokken advocaat blijkt telkens weer hoe zeer hij met alle mogelijke middelen, leugens en bedrog probeerde SAR te ondersteunen. Het is zonder meer ongelooflijk met welke domheid hij dit telkens weer probeerde. Zoals iemand over hem zei: duidelijk gebrek aan gewicht, waardoor hij boven is komen drijven.
Hij deed vaak voorkomen dat hij bereid was mee te denken om de problemen op te lossen, maar dan kwam er plotseling weer een brief waarin werd gesteld dat hij helaas een nieuwe kwestie was tegengekomen die oplossing toch weer moeilijk maakte – het ging hier bijvoorbeeld over de Stichting POG – zie ook de al eerder aangegeven Bijlage 9 – SAR.
Het voert te ver hier alle e-mails te tonen die RH heeft geschreven, onder meer met de hulp van niet alleen SAR, maar zeker ook van OW. Niettemin zij vermeld dat uit al die brieven zonneklaar bleek dat RH geen notie had waar het over ging en willekeurige en weinig intelligente argumenten gebruikte om SAR te plezieren. Het ging dan niet alleen over Stichting POG, maar ook over MOCHA en de door mij opgerichte Section Child and Adolescent Health bij de EUPHA. Dit alles omdat SAR had bedacht dat hij zich al deze door mij geïnitieerde projecten eigen wilde maken, duidelijk desnoods met valse aanklachten en ander dom gerommel. Los daarvan was SAR natuurlijk ook beducht voor mogelijk negatieve beoordelingen mijnerzijds over de Jeugdgezondheidszorg – dat had hij immers de 12 jaren daarvoor effectief weten te onderdrukken.
Dankzij de hulp van vele medewerkers (zie aldaar) is hem dat ook min of meer gelukt, zij het dat de verdere ontwikkeling van deze projecten in zijn handen tot weinig of niets positiefs hebben geleid. Dat kwam natuurlijk ook omdat bij degenen die dat hadden moeten bewerkstelligen de intellectuele mogelijkheden daartoe ontbraken. Wat dat betreft was er veel overeenkomst met zijn andere misser: C4Youth.
UITGEBREIDE CORRECTIES INHOUD ‘KLACHT’ SAR
De datum van ziekmelding was 17-09-2014 en niet 01-09-2015
Zowel in september als in december zijn er gesprekken geweest in aanwezigheid van mevrouw Aletta Bouman waarin de reden van mijn burn-out werd besproken.
Afwijzen van contacten met de leidinggevende was niet aan de orde. Wat wel is gebeurd is dat ik na 3x elke week te zijn opgebeld door Menno met de vraag hoe het was, hem duidelijk heb gemaakt dat zijn wekelijkse telefoontje (waarbij als ik er niet was hij mij mailde dat ik een afspraak moest maken met het secretariaat) mijn herstel niet bepaald bevorderde. Vanaf eind november heb ik daarna op deze manier geen contact meer met hem gehad.
In november was ik bij het EUPHA congres, waar Menno en ik elkaar ook zijn tegengekomen en hebben elkaar daar gesproken. Ik voelde mij verplicht dit congres te bezoeken omdat er diverse taken door mij moesten worden verricht vanuit mijn positie als vice-president – Daniëlle was een paar jaar daarvoor door mij president gemaakt van de door mij in 2001 opgerichte Section Child and Adolescent Public Health.
Ik neem aan dat de verwijzing naar het andere congres het bezoek aan Freiburg betreft. Dit was in juni 2015, een periode waarin ik al geruime tijd tevergeefs had geprobeerd een afspraak met Menno te maken om mijn hernieuwde tewerkstelling te bespreken.
Beide reizen zijn officieel aangevraagd en door Menno goedgekeurd/ondertekend – als dat niet op deze wijze gebeurt kan ook geen vergoeding voor reiskosten worden verkregen.
Overigens ben ik zeker na februari 2015 de nodige activiteiten blijven uitvoeren waaronder beoordeling Klinische Lessen, Fonds PratenOverGezondheid en overleg met Manna en Daniëlle (die daarvoor een aantal keren bij mij thuis is geweest) over MOCHA. Het was immers niet het werk maar de toxische werkomgeving die mij verhinderde deze werkzaamheden op de afdeling te verrichten.
Tijdens het gesprek over de aanvang van mijn werk op 2 juli 2015 is gesproken over mijn inzet voor MOCHA. Tijdens dit gesprek – dat bijgewoond werd door Miranda, zie eerste verslag – heeft Menno bij herhaling toegegeven dat dit project niet dan door mijn (EUPHA)contacten en inspanningen door de afdeling zou zijn verkregen. Hieronder zeer in het kort de geschiedenis rond MOCHA.
Aanvankelijk zou ik diverse taken hebben in MOCHA: leader Workpackage C, leader DIPEx onderdeel MOCHA en Country Agent. Hiervoor was ik persoonlijk door Mitch Blair en Michael Rigby – de coördinatoren van het project – benaderd.
In overleg met hen heb ik met het oog op mijn naderende pensionering gevraagd of zij als leader resp. Daniëlle Jansen en Manna Alma zouden willen aanstellen met mij als ‘co-leader’. De functie van Country Agent zou bij mij blijven liggen.
Op basis hiervan en omdat Menno mogelijkheden zag een tweetal promovendi aan te stellen werd de bijdrage voor mijn activiteiten zeer sterk gereduceerd. Dit was mede op mijn aandringen omdat anders een goed uitvoeren van het project als zodanig erg moeilijk zou worden. Bijgaand de berekening van het budget dd. juni 2015.
Tijdens het gesprek op 2 juli werd mij meegedeeld dat ik na mijn pensionering geen geld kon verwachten voor te verrichten arbeid – aanvankelijk werd gezegd dat er geen rol voor mij was weggelegd in dit project. Het geld zou op zijn en ook voor – mocht ik toch werkzaamheden willen blijven verrichten – reis- en verblijfskosten zou geen financiële vergoeding mogelijk zijn. Gezien het feit dat de DIPEx promovendus naar Canada (i.p.v. Oxford) gaat om een cursus rond kwalitatief onderzoek te volgen kan ik mij daar iets bij voorstellen.
Ik heb toen aangegeven dat ik daarover wilde nadenken. Wij spraken af een volgend gesprek te houden op 24 augustus waarin ik zou aangeven of ik verder wilde werken aan MOCHA.
Al in maart had ik – op basis van het feit dat de aanstelling als Country Agent op persoonlijke titel was (zie email Mitch) en gezien mijn recente ervaringen met Menno – met Mitch en Michael overlegd wat alternatieven waren om wel aan MOCHA te werken maar niet onder leiding van Menno. De functie Country Agent is geen onderdeel van de genoemde workpackages en als zodanig uitstekend daarvan los te koppelen (zie email Mitch). We waren daar druk mee bezig en er lag een ‘honorary contract as visiting senior researcher’ bij Imperial College in Londen in het verschiet. Ik heb daarbij uitdrukkelijk aangegeven dit desnoods zonder vergoeding te willen doen (maar wel vergoeding van reis- en verblijfskosten mocht dit aan de orde zijn).
Na 2 juli heb ik hen aangegeven dat ik graag een en ander geregeld zou zien per 1 januari 2016.
Overigens was er in die tijd geen sprake van een ‘projectleiding’, noch bij Menno, noch bij Daniëlle.
Op 24 augustus heb ik gezegd geen rol meer te willen spelen bij MOCHA, maar met Daniëlle en Manna werd afgesproken dat ik na 1 januari altijd benaderbaar zou zijn mochten er vragen zijn.
Begin september vertelde ik Daniëlle hetgeen men bij Imperial aan het uitzoeken was. Toen zij daaruit begreep dat dit mogelijk zou kunnen inhouden dat een bedrag zou worden ingehouden op de verkregen ‘lump-sum’ zei ze dat ze dat wel met Mitch zou gaan bespreken. Dit heeft zij op 11 september gedaan en daarbij een dusdanig negatief beeld van mij geschetst dat Mitch mij op 14 september een uiterst negatief gestelde email stuurde (de email waarop naar ik aanneem Menno doelt – deze email was aan mij persoonlijk gericht en had ik naar Daniëlle doorgestuurd om haar duidelijk te maken wat mijn redenen voor gekwetsheid/boosheid waren). Die avond had ik een telefonisch gesprek met Daniëlle en daarin heb ik zeker mijn boosheid laten merken – mogelijk voorstelbaar als iemand een laatste mogelijkheid om zijn loopbaan in positieve zin af te sluiten op onheuse wijze wordt ontnomen. Van intimidatie was zeker geen sprake, laat staan fysieke bedreiging. Ook de opmerking dat dit zou kunnen zijn bij een ontmoeting onzerzijds is volstrekt in tegenspraak met niet alleen de lange samenwerking in prima onderlinge verstandhouding tot die tijd maar zeker ook met mijn fatsoensnormen en integriteit. Hier lijkt meer sprake te zijn van projectie.
Woensdag had ik een regulier bilateraal overleg met Menno. Hij vroeg mij na binnenkomst of ik met Daniëlle had gesproken. Ik beaamde dat waarop hij zei dat Daniëlle dit gesprek als bedreigend had ervaren en dat ik daar iets aan moest doen. Mijn antwoord was dat de beschuldiging volkomen uit de lucht gegrepen was en dat ik er niet over peinsde daar iets mee te doen. Menno zei toen dat ons gesprek wat hem betreft dan zeer kort zou zijn en dat hij stappen zou ondernemen. Aannemende dat het gesprek ten einde was heb ik toen zijn kamer verlaten. Bij het weggaan meldde hij ook nog dat mijn handelen richting Londen volkomen onacceptabel was, zonder daarbij te zeggen dat het gesprek wat hem betreft nog niet ten einde was.
Mijn vrouw had in voorgaande jaren uitgebreid samengewerkt met Daniëlle en was zeer verbaasd over de gang van zaken. Zij heeft daartoe – overigens zonder aansporing mijnerzijds – eveneens op 14 september ’s avonds per email contact opgenomen met Danielle waarop Danielle antwoordde dat een gesprek bij een kop koffie een goed idee was. Zij heeft vervolgens op woensdagmiddag (na mijn gesprek met Menno – geen causaal verband) een gesprek met Daniëlle gevoerd. Dit gesprek – dat meer dan een uur duurde – resulteerde in de afspraak dat Daniëlle een en ander zou rechtzetten bij Menno en dat zij samen met mij een email zou sturen naar Mitch. Dit werd nog eens middels een email van mijn vrouw bekrachtigd.
Ik heb haar toen een email gestuurd met de vraag of wij op korte termijn een afspraak zouden kunnen maken om de toekomstige samenwerking te kunnen bespreken (zie email)
Toen mijn vrouw op vrijdag nog niets van Daniëlle hadden gehoord (geheel buiten de normale gang van zaken) heeft mijn vrouw gevraagd of Daniëlle haar email wel had ontvangen. Ze heeft een leesbevestiging ingevoerd en gezien dat de mail is gelezen maar heeft tot op heden geen antwoord gekregen.
Maandag 21 september kreeg ik een email van Daniëlle waarin zij vertelde niets meer te kunnen doen (zie email) – het was duidelijk dat zij de afspraken niet zou nakomen; mijn vrouw heeft ook geen antwoord op haar emails gehad.
De dinsdag daarop heb ik een emailwisseling gehad met Mitch (zie emails) waarin ik onder meer aangaf sterk onaangenaam getroffen te zijn door de toonzetting en impliciete beschuldigingen. Mitch heeft mij toen een ‘excuus-email’ gestuurd met de opmerking dat hij heel graag met mij zou verder werken maar dat een betaalde post niet meer mogelijk zou zijn. Mijn antwoord daarop was onder meer dat ik al eerder had aangegeven voor mijn werk voor MOCHA geen geld te hoeven ontvangen en ik heb een aantal alternatieven genoemd.
Overigens blijkt zonneklaar uit de eerdere emails dat ik nooit het functioneren van MOCHA in twijfel heb getrokken en ook aan Mitch heb ik aangegeven dat dat wel zeer vreemd zou zijn omdat zowel Daniëlle als Manna door mij als vervanger naar voren waren geschoven. Daarnaast heb ik regelmatig met tegelijk Manna en Daniëlle overleg gehad over de voortgang bij MOCHA – niet bepaald een handelswijze die twijfel aan samenwerking inhoudt.
Mijn enige twijfel betrof het functioneren van Menno – terecht naar nu blijkt.
Wat betreft de financiële ‘moeilijkheden’ zij vermeldt dat het ging om een bedrag over drie jaar van ca. 38.000 op een totaal van bijna 700.000 euro – zie budgetberekening juni 2015. Niet direct een bedreiging of anders een teken van onvoorstelbaar slecht financieel beleid.
Daarenboven zij vermeld dat een dreiging met ‘stappen’ (vergelijkbaar met de dreiging met een arbeidsconflict in maart 2015 – zie daar) alsook de karaktermoord die werd gepleegd door Daniëlle en Menno eerder bedreigend mag worden genoemd dan een telefoongesprek waarin mijn boosheid tot uiting werd gebracht.
STICHTING PRATENOVERGEZONDHEID NEDERLAND
Ten eerste is Menno tijdens de gesprekken die het bestuur van het Fonds Pratenovergezondheid met Menno had over het voornemen een stichting op te richten er herhaaldelijk op gewezen dat de DIPEx-licentie was uitgegeven door DIPEx Charity voor de duur van het project rond Dementie (halverwege 2013, het symposium). Vanaf dat moment is geen licentie meer aangevraagd omdat er nog geen zicht was op een vervolgproject. Dit kwam pas in 2014 aan de orde.
In de tussentijd was DIPEx International (DI) opgericht (ik ben daar vice-chair van) – een consortium van 13 landen die dezelfde methodiek hanteren waardoor vergelijkende studies mogelijk zijn.
DI had, om de kwaliteit van het onderzoek en de onderzoekers te garanderen licentierechten geformuleerd die bij lidmaatschap van DI – mits aan specifieke eisen was voldaan – konden worden verkregen. In de vergadering van de Board of Directors van DI tijdens de Freiburg conferentie in juni 2015 werd het bedrag vastgesteld dat door leden van DI hiervoor zou moeten worden betaald. Ik heb toen aangegeven dat ik de licentie vooreerst uit eigen middelen zou betalen en dat de licentie zou moeten worden gegeven aan “Stichting PratenOverGezondheid Nederland, p/a P.A.Wiegersma, voorzitter”. Er is dus geen sprake van het vewerven van de licentie als privépersoon en dat heb ik tijdens het overleg op 8 september ook aangegeven. Ik heb de invoice betaald, in principe als voorschot mochten de financiële middelen van de stichting op enig moment toereikend zijn. Het gaat hier dus niet om een verlengen van maar om een nieuw verkregen licentie. De redenen voor het oprichten van de stichting zijn tijdens de twee overleggen uitgebreid met Menno besproken en hij kon zich daar alles bij voorstellen (landelijke uitstraling, ANBI status, kwaliteitscontrole).
Ik ben dan ook erg benieuwd naar de bijlage waarin wordt aangegeven dat de licentie tot februari 2015 liep en door wie die is uitgegeven. Deze bijlage is niet toegevoegd, waarschijnlijk omdat deze pas vlak voor verzending is bedacht.
Voor de inhoud van de eerste bijeenkomst van het Fondsbestuur en Menno zij verwezen naar bijgaand verslag. Nimmer is aangegeven dat het bestuur van de Stichting zou worden gevormd door het Fondsbestuur – aldus staat dit misverstand bij Menno ook in het verslag vermeld. Toen Menno aangaf bezorgd te zijn over het verkrijgen van kwalitatief onderzoek vanwege het feit dat de Stichting geen directe band meer zou hebben met de afdeling GZW hebben zowel Meijboom als Kalverboer aangegeven bestuurslid te willen worden als daardoor deze ongerustheid zou kunnen worden weggenomen.
Nimmer is besproken dat de rol van het UMCG zou ophouden. Er is zelfs met nadruk gewezen op het voordeel van het in stand houden van het Fonds als onderzoeksorgaan waarvoor apart een samenwerkingovereenkomst als Preferred Partner zou worden opgesteld. Afspraak tijdens het tweede overleg op 8 september was dat de SWO samen met een door mij op te stellen ‘oplegbrief’ door Obbe naar de juridische afdeling zou worden gestuurd om te laten beoordelen. Dat waren de afspraken die zijn gemaakt en niet die welke worden gesuggereerd door Menno – dit zijn slechts achteraf bedenkingen die volkomen ten onrechte als besproken zijnde worden weergegeven.
Van een ‘toegeven’ dat de stichting opgericht zal worden is dan ook geen sprake – dit was tijdens het overleg aangegeven. Het oprichten stond ook niet ter discussie, maar de relatie tot het Fonds PratenOverGezondheid.
In de fondsstatuten staat vermeld dat de reden voor het ‘verbieden’ van stichtingen door medewerkers van het UMCG lagen in het feit dat er dan vaak sprake was van 3e en 4e geldstromen en een financiële koppeling waardoor in geval van calamiteiten het UMCG aansprakelijk kon worden gesteld. Bij deze stichting is dat op geen enkele manier aan de orde. Zie hiertoe de statuten.
De beschuldiging dat dit in strijd is met het belang van het UMCG is volstrekt onjuist en tijdens de gesprekken met Menno is dit uitgebreid aan de orde geweest, waarbij werd aangegeven dat juist het opzetten van een Preferred Partnership met het UMCG (bij voorkeur het Fonds) een verrijking zou zijn van de mogelijkheden. Daarbij zij vermeld dat ook elders in het UMCG onderzoekers bezig zijn met kwalitatief onderzoek met behulp van de DIPEx methodiek. De resultaten van het onderzoek zullen dan ook worden gepubliceerd op de website van de Stichting.
HET GEVAL JITSE VAN DIJK
Jitse van Dijk werd ook wel ‘het ratje’ genoemd omdat hij in het bijzijn van zijn meerderen zoals hoogleraren altijd vol complimenten was, maar zodra die weg waren uitgebreid begon te vertellen hoe slecht ze wel niet waren. Tijdens zijn promotie waren zowel de opponenten als de daar aanwezigen ernstig verontrust vanwege de slechte en arrogante wijze waarop hij vragen beantwoordde.
Zo waren er vele kenmerken die hem tot een uiterst onbetrouwbaar persoon maakten.
Toen SAR bleek te worden aangesteld als nieuwe hoogleraar maakte hij zich ernstig zorgen dat hem zijn taak in Košice ontnomen zou worden. Om die reden heeft hij met geld van de Stichting Preventie (waarvan hij bestuurslid was) geprobeerd een bijzonder hoogleraarschap te krijgen. Dat heeft hij 3x geprobeerd en na 2 keer werd er door de decaan al niet meer op zijn verzoeken gereageerd.
In Košice was hij bekend onder de naam Jitse-me omdat hij altijd wanneer er een publicatie werd voorbereid hij er op stond dat zijn naam als auteur werd vermeld. De reden dat de onderzoekers hierover niet bepaald blij waren lag in het feit dat hij ernstige problemen had met Engels (zelfs nog erger dan DL en SAR): hij kon totaal niet in het Engels schrijven of spreken en zelfs Engels lezen was een probleem. Maar door druk uit te oefenen op de onderzoekers kon hij toch steeds weer in Nederland vermelden dat hij vele publicaties op zijn naam had staan.
SAR heeft inmiddels kans gezien hem een lintje als Officier te bezorgen (omdat hij in het buitenland actief was) – met zijn wetenschappelijke kwaliteiten had dat uiteraard niets van doen.
Mijn problemen met SAR waren volgens hem dan ook volledig aan mij te danken – volledig in stijl dus.
‘ONDERSTEUNING’ BESTUURDERS STICHTING POG
HET GEVAL BETTY MEYBOOM (EN KARIN KALVERBOER)
Zowel Karin als Betty had ik gevraagd om bestuurder te worden voor Stichting POG. Zeker Betty leek mij daarvoor de aangewezen persoon omdat zij ook degene was die de subsidie voor de module Dementie mogelijk had gemaakt.
Kort daarna begon de ellende met SAR. Ik heb toen zowel Karin als Betty hierover ingelicht en ze waren het er beiden mee eens dat dit zo niet kon en ook onfatsoenlijk was. Zeker Betty had in het begin een alleen maar negatieve beoordeling over het handelen van SAR. Ook gaf ze aan dat ze wel even met SAR zou gaan praten om het in orde te brengen. Dat bleek uiteindelijk tot niets te leiden – erger nog, de aanvankelijk positieve insteek werd dankzij de leugens en valse aanklachten van SAR steeds meer een reden mij te dwingen tot een voor SAR goede oplossing (= het zich eigen maken van POG).
In de loop van de gesprekken (waar ik niet bij was) werd steeds duidelijker dat Betty geheel op de hand was van SAR en dus moeite zou doen om mij als voorzitter uit het bestuur te krijgen. Daarnaast heeft zij samen met Karin gesprekken gevoerd met Manna (zie daar) waarbij zij het volledig eens met haar bleek te zijn. Ook had zij regelmatig overleg met Rob Hiemstra (over aanpassen statuten, licentie POG etc.)
Dit heeft er dan ook toe geleid dat ik absoluut geen vertrouwen meer had in Betty en Karin en mijn voorzitterschap opzegde.
In de bijlagen zijn zowel mijn oordeel over de handelswijze van de twee opgenomen alsook de tekst van mijn opzeggen van het voorzitterschap.
HET GEVAL BETTY (EN KARIN) – vervolg
Korte geschiedenis (zie ook verslagen):
In mei 2015 gesprek met Menno over Stichting – hij was het helemaal met een en ander eens (onafhankelijkheid, landelijke uitstraling, kwaliteitsbewaking) totdat bleek dat jij en Karin niet in het bestuur zouden blijven. Pas in september 2015 weer een overleg waarin we spraken over het Preferred Partnership en de verwevenheid met het UMCG.
Vlak na dat overleg vond Menno eindelijk de stok om mij te slaan in de vorm van een valse beschuldiging over Daniëlle. In zijn reactie op mijn verslag van het overleg gaf hij ook aan dat hij de Stichting zou aanpakken – zie zijn email. Daarnaast gaf hij een geheel eigen versie van het verslag – ook jij hebt gezegd dat je dat een onjuiste weergave vond. Eerder al had hij een vier pagina’s tellende klacht over mij ingediend bij Rob compleet met de beschuldiging.
Jij sprak met Menno en je conclusie was dat er sprake was van een verschil in perceptie – een boeiende interpretatie van de wijze waarop hij had gehandeld. Daarnaast was plotseling het tijdstip van het oprichten van de Stichting te vroeg geweest, hoewel wij tijdens het overleg onder meer hadden gezegd het te willen regelen vóór 1 oktober vanwege je vakantie daarna.
Menno raadde aan ook te spreken met Manna en die had – uitermate verwonderlijk – in principe hetzelfde verhaal met wat eigen uit de lucht gegrepen invullingen (‘geld op de plank’ e.d.). Jouw reactie was dat daarover in het bestuur moest worden gesproken omdat je concludeerde dat een en ander anders was gegaan dan ik had voorgesteld.
Vanaf december heb je met Rob gesprekken gevoerd.
Wat is er in de gesprekken bereikt? Niets, tenzij je de algehele uitverkoop van de Stichting een wezenlijke bijdrage vindt. In wezen hadden ik na de achterbakse email van Menno richting Graham de licentie meteen kunnen overdragen en na de dreigbrief van Rob (en later Robert Jansen – het is uiteraard geen toeval dat die memo werd doorgestuurd) de website kunnen overdragen. Het resultaat zou hetzelfde zijn geweest.
Het verloop werd gekenmerkt door een aantal boeiende draaibewegingen van jouw kant:
- onafhankelijkheid was niet meer zo belangrijk
- landelijke uitstraling was ook zo wel voor elkaar
- kwaliteitsbewaking kon ook binnen het UMCG (hoewel ik hard moest knokken om de farma buiten de deur te houden – iets wat met name Sijrike c.s. niet zo’n probleem zouden vinden).
- herstellen van het contact met mensen van de afdeling was niet belangrijk en afhankelijk van de uitkomst van het overleg
- kwaliteitsbewaking, onder meer door het niet als bestuurslid aanvaarden van afgevaardigden van Sector F niet meer nodig
Daarnaast heb ik behoorlijk wat zaken over mijn kant laten gaan (afgezien van bovenstaande):
- verwijderen van mijn naam op de website als contactpersoon
- accepteren dat jij als een soort voorzitter van de Stichting fungeerde
- accepteren dat ik geen gesprekspartner zou kunnen zijn bij Rob en Erik
- accepteren dat een POG bijeenkomst zou worden georganiseerd met jou als voorzitter
- accepteren dat de mensen van de afdeling van Menno geen contact meer met mij mochten hebben (dat is tot op de dag van vandaag van kracht).
- uitstel van terugbetaling van de door mij voorgeschoten bedragen uit ons toekomende licentiekosten door Manna.
- het kwalificeren van de werkzaamheden van Els als ‘familiegebonden’ en daarom niet van belang voor de verdere ontwikkelingen (en wel praten met Manna maar niet met Els).
- uitsluiten van mij als aanspreekpunt hetgeen inhoudt dat het contactverbod in stand wordt gehouden (iets dat Manna al tegen Els had gemeld).
Los daarvan is enige mogelijkheid tot het in stand houden van het Fonds door de oeverloze vertraging effectief de grond in geboord. Dit was een uitstekende mogelijkheid geweest de machinaties van Menno een halt toe te roepen. Door de zeer trage behandeling van Rob is nu de mogelijkheid hiertoe verdwenen. Ik heb herhaaldelijk op de mogelijkheden gewezen, maar vanwege uiteraard mijn paranoïde inslag was dat kennelijk niet opportuun. En nu is het dus te laat.
Ook een ‘overname’ door het ZIF of vergelijkbare acties hadden we kunnen bespreken (maar waarschijnlijk niet in belang Karin).
Dit alles om een overleg met Rob niet te bemoeilijken. Daarbij viel ook op dat je het nodig vond om Manna uitgebreid te complimenteren met de – in wezen onjuiste – behandeling van lopende zaken. Daarbij vond je het kennelijk niet belangrijk dat ze over het feit dat ze logischerwijze geen toegang meer had tot de website emails had gestuurd naar niet alleen Menno en Obbe maar ook naar Rob.
Over het mij niet uitnodigen voor het afsluitende symposium rond het door mij ingebrachte en geregelde onderwijsdeel zei je geen woord.
Verder was de veronderstelling dat vanuit het UMCG een oekaze zou uitgaan omtrent samenwerking met de Stichting volkomen uit de lucht gegrepen (kwam dat van Rob?). Meerdere mensen, waaronder Eduard verzekerden mij dat daarvan absoluut geen sprake kon zijn. Overigens is de RvB van het UMCG nergens bij betrokken – dit is puur actie vanuit Sector F.
Gezien de laatste eisen van Rob en Erik kan je nu toch echt niet meer ontkennen dat mijn inschatting van de gang van zaken juist was: overname van de Stichting door Sector F, waarbij bovendien een aanstelling van waarschijnlijk Manna als bestuurslid zeker wordt gesteld en dat van enig handelen vanuit (het belang van) het UMCG absoluut geen sprake was. Betaling van enige compensatie is volledig onzeker en m.i. iets wat nimmer zal plaatsvinden – althans zeker waar het het geld voor het oprichten van de Stichting betreft.
Van jouw – langzamerhand ronduit ergerlijk wordende – beschuldiging van paranoïd gedrag blijkt dus geen sprake, eerder van een – voorzichtig gesteld – bijzonder opvallende en voor Menno uitermate van pas komende naïviteit van jouw kant, tenzij jij – ook al gezien je volledige herziening van eerder aangehangen standpunten – eigenlijk altijd van mening bent geweest dat de Stichting inderdaad eigenlijk bij het UMCG hoorde.
We hadden uitstekend zonder Menno verder kunnen gaan – Manna heeft nog niets nieuws binnengehaald; ze teert nu nog volledig op mijn inspanningen en haar promovenda is uit zicht verdwenen. In de vijf afgelopen jaren heeft zij één artikel weten te produceren. Van haar moet je het dus niet hebben, tenzij ook zij (discussie met Sijrike en Annemarie) inmiddels van mening is dat de farma een goede optie is – en wie zal haar tegenhouden binnen het bestuur….?