ZonMW Nieuwsbrief over stimuleren sport bij de jeugd – alweer onnodig onderzoek.

In de oktober ZonMW Nieuwsbrief staan items (Sportende VMBO-jeugd heeft de toekomst en Jongeren in beweging krijgen) die gaan over het in beweging krijgen van de jeugd. Degenen die daarover spreken doen alsof het hier iets nieuws betreft wat dan ook uiteraard een nieuwe benaderingswijze vereist die natuurlijk veel onderzoek en dus geld vraagt.
Omdat iemand in een begeleidende video durft te spreken over zijn activiteiten zo’n 35 jaar geleden biedt mij dat nu ook de mogelijkheid een aantal punten te noemen waarin ik tijdens, eveneens zo’n 3 decennia geleden, mijn activiteiten als jeugd- en sportarts (tevergeefs) veel energie heb gestoken. Het zijn punten die (helaas) ook nu nog volop gelden en tot duidelijke verbeteringen zouden kunnen leiden wanneer het gaat om het genereren van plezier in sport en beweging bij de jeugd – maar ja, dan is nieuw onderzoek onnodig.

  • In oneindige wijsheid besloot men in de tachtiger jaren van de vorige eeuw op de basisscholen de vakleerkrachten Lichamelijke Opvoeding weg te bezuinigen. Daarvoor in de plaats kon wel worden volstaan met leerkrachten die al dan niet daarvoor een korte cursus hadden gevolgd en ‘gymnastiekles’ erbij deden. Het gevolg was een overmaat aan balletje trappen voor jongens, rondjes lopen rond het grasveld, apenkooi et cetera. Dit had natuurlijk absoluut niets te maken met kennismaking met en oefening in échte sportbeoefening. Plezier in sport was niet aan de orde – de les moest worden volgemaakt door vaak volstrekt onbekwame leerkrachten die ook vooral de voorkeur gaven aan indooractiviteiten. Tegenwoordig heb je een Vakleerkracht Bewegingsonderwijs, maar zeker niet op alle scholen.
    Terug dus: de vakleerkracht op alle scholen met voldoende uren en vooral de juiste opleiding!
  • Kenmerkend voor de sportbeoefening – op school maar zeker in clubverband – was en is nog steeds het competitieve sfeertje. Op basis daarvan werden minder presterende kinderen als laatste ‘gekozen’ en ook nauwelijks bij het spel betrokken. Voor deze kinderen was dat vaak de reden om zo snel mogelijk van zo’n club af te gaan – plezier in het spel was ver te zoeken en het leren beheersen van een bepaalde sport zat er al helemaal niet in. Geen wonder dus dat nu alweer of eigenlijk nog steeds kan worden vastgesteld dat na de basisschool veel leerlingen afhaken – let wel: we hebben het nog steeds over iets dat al 30 jaar geleden een duidelijke rol speelde!
  • De jeugdtrainers van sportclubs waren vaak diegenen die nauwelijks enige ervaring hadden met training in het algemeen, laat staan het begeleiden van kinderen. Als je góede trainers vraagt dan vinden zij dit je reinste waanzin: de trainers van kinderen moeten de best opgeleide en best presterende trainers zijn. Alleen door hen in te schakelen kan je kinderen het plezier in sport bijbrengen en ook het ‘leuke’ van sport laten proeven én de vereiste fysieke en mentale eigenschappen bijbrengen.
  • Voorbeeld van fouten tijdens de training: de jeugd moet bij voetbal gebruik maken van schoenen die zijn voorzien van noppen met blessuregarantie (zie bijv. Adidas reclame: ‘De Predator 20.3 FG kent geen genade en geen medelijden.’). Er is dan ook alle reden om te komen tot een officieel verbod voor verkoop aan kinderen, hoewel trainers dat natuurlijk al veel eerder aanhangig hadden moeten maken (zie onder 3). Los van de directe voordelen daarvan (blessurepreventie) leert een kind dan ook beter te reageren op bijvoorbeeld onregelmatigheden van het terrein en evenwicht en wendbaarheid te oefenen.
    Dit geldt in het algemeen ook voor vele andere sporten – men moet de kans op blessures bij kinderen vanwege sportuitrustingen zo klein mogelijk maken en pas als zij de sport voldoende beheersen overgaan op meer professioneel materiaal. Dat verhoogt dan automatisch het sportplezier maar zeker ook de (noodzakelijke) fysieke kwaliteiten.

Tot zover herinneringen uit het verleden – ware de inzichten van toen toegepast, dan zouden die de huidige discussie over het genereren van sportplezier bij kinderen (nagenoeg) overbodig maken. Wat dat betreft is duur en wiel-uitvindend  onderzoek dus onnodig, maar in deze tijd van baanonzekerheid en overmaat aan onderwerp zoekende (af)studerenden ongetwijfeld een onhaalbaar advies. Het doet denken aan de steeds weer opduikende discussie over ‘shared decision making’ – steeds weer nieuw en duur onderzoek en bijbehorende cursussen die geen wezenlijke bijdrage leveren.