De JGZ-leerstellingen, oftewel Leidse doctrines in de ZonMW nieuwsbrief
In de ZonMW nieuwsbrief over JGZ (februari 2019) is het weer zo ver. De Wilde, UHD (!) Sociale Geneeskunde Leiden, wordt geïnterviewd en poneert volstrekt achterhaalde en volledig ongefundeerde beweringen over de effectiviteit van de JGZ als waarheden. Ik schreef al eerder over dit verschijnsel (https://jeugdgezondheidszorg.nu/menno-reijneveld-over-jgz).
Laten we eens kijken hoe een aantal van deze Leerstellingen door De Wilde worden gepresenteerd:
(1) “ Kinderen die een gezonde ontwikkeling doormaken, hebben minder last van lichamelijke en psychische problemen op latere leeftijd, weet jeugdarts Jeroen de Wilde.”
Dit is al meer dan een eeuw beschikbare kennis met goede onderbouwing en middels talloze publicaties. Vreemd (?) dat dit hier als nieuw wordt gepresenteerd (“weet”?).
(2) “Jeugdartsen zijn de specialisten van het gezonde kind”
net zoals ouders, leerkrachten, ooms, tantes, verpleegkundigen, etc., etc. …..
(3) “Bij dat werk (i.e. de signalering – PAW) bieden JGZ-richtlijnen veel ondersteuning. Die zorgen ervoor dat we allemaal op een zelfde gestructureerde manier afwijkingen opsporen en daaraan gevolg geven”.
Deze opmerking staat, voorzichtig gesteld, op zeer gespannen voet met de werkelijkheid. Richtlijnen worden namelijk – als al – pas na jaren door JGZ-professionals gevolgd, omdat (a) jeugdartsen vinden dat zij het beter weten, (b) ze te lastig zijn, of simpelweg (c) de richtlijnen niet kloppen of (d) implementatie teveel tijd vraagt.
(4) “Neem stress: iets waar nu veel aandacht voor is en waar de jeugd op steeds jongere leeftijd mee te maken lijkt te krijgen (sic). We weten bijvoorbeeld nog niet goed hoeveel het nu echt voorkomt, wat stress met kinderen doet, wat de stress triggert en hoe we het vroeg kunnen signaleren.”
Kennelijk zijn de vakgebieden (neuro)psychologie en (neuro)psychiatrie de Wilde vreemd, nog los van de vele relevante onderzoeken uit vakgebieden als neurobiologie. En waarom weet de JGZ nog steeds niet hoeveel het voorkomt…? Teveel met individuele kinderen bezig neem ik aan?
(5) “ Fysieke gesprekken moeten steeds vaker plaatsmaken voor digitale vragenlijsten. Daar maak ik me zorgen over. Wie weet bereiken we niet de hele doelgroep of missen we signalen. De kracht van de JGZ zit in regelmatig persoonlijk contact. Hopelijk kunnen we dat zo houden.”
Ten eerste is onduidelijk welke doelgroep wordt bedoeld – álle kinderen? Ook heeft hij het over ‘regelmatig persoonlijk contact’ (hij stelt eerder: De JGZ speelt bij vroeg-signalering een belangrijke rol vanwege het hoge bereik van kinderen en ouders in de eerste levensjaren). Dat geldt mogelijk voor een CB (als dat tegenwoordig al door ouders wordt bezocht) maar absoluut niet voor jeugdigen vanaf 4 jaar. Bovendien – en veel belangrijker – zouden de jeugdartsen zich natuurlijk moeten richten op populaties en niet individuele kinderen.
(6) De Wilde noemt als voorbeeld de Richtlijn Hartafwijkingen uit 2017 (jawel, toen al!). Kennelijk was het proefschrift van Rikard Juttmann (1999) niet goed genoeg (hoewel ook daarin onderzoek werd gepropageerd dat nooit door de JGZ/CB’s had kunnen worden uitgevoerd). Ik kan iedereen aanraden de bijbehorende onderbouwing te lezen en dan vooral de ‘Kennislacunes’. Elk normaal denkend mens zou daaruit opmaken dat er nog maar even met een Richtlijn moet worden gewacht totdat deze informatie /kennis beschikbaar is (zie https://www.ncj.nl/richtlijnen/alle-richtlijnen/richtlijn/?richtlijn=39&rlpag=1818). Effectiviteit van ook deze richtlijn is hier weer een complete slag in de lucht. Laat staan de implementatie: ooit gedacht aan de tijd die een lege artis uitgevoerde auscultatie kost, zeker bij een huilende baby? Misschien nog eens naslaan in het boek Handboek evidence-based richtlijnontwikkeling?
Ik zou nog vele andere voorbeelden kunnen noemen (zoals bijvoorbeeld de net “geaccrediteerde” interventie Samen-Starten) – zie andere berichten op deze website.
Laat ik volstaan met de vaststelling dat je het niet van dit type ‘wetenschappers’ moet hebben om – als al überhaupt mogelijk – de JGZ op te stoten in de vaart der volkeren. De vraag rijst dan ook of het niet tijd wordt deze zorg over te dragen aan Masters of Public Health – die weten veel beter wat Sociale Geneeskunde inhoudt, hebben de passende opleiding met bijbehorende achtergrondkennis en worden niet geteisterd door pogingen tot ‘doktertje spelen’.
Het is onbegrijpelijk dat een ZonMW telkens weer in de valkuil van dit type onderzoek valt en hiervoor veel geld beschikbaar stelt: het is puur gericht op bevestiging van het eigen gelijk (met ook nog een uitermate slechte onderbouwing). Echte wetenschap werkt zo dus niet – hebben ze nooit van Popper gehoord?
Kennelijk zijn er stevige en invloedrijke JGZ-lobby’s actief. En/of de essentie van Wetenschap is de betreffende professionals onbekend. Ik denk dat beide het geval is…